Ad Interim. Jaargang 5(1948)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 310] [p. 310] Alex Comfort (1921-) Uit: the song of Lazarus Ik heb de trom van de straat horen roeren bij nacht en laat gemarcheer door de donkere lanen gaan van de meiboom uit, als een geest, en het graan een geest van geluid zingend misschien, weer de nacht in, de pelzen, 't blinde land: Bomen getooid met sterren, bomen geschenk aan de lucht geplukt in de nacht voor het lief, de trouwe vrouw geplukt uit de heg in de kuil, en onder hun mars het lied 't rijzen en dalen der weg, waar het grind klinkt Des meibooms geest aan hun schouder, geurend, stromend en wit het graan der helling ruisend van wind, de steen op wacht onder de bomen, klaar om te bijten, en uit de nacht straten inslaand tot aan het hoekig riet, gezichten groter bloemen- weg: weg en terug in het zwart, naar het hakhout kruipend, gaat het lied hoger. Besterde bomen der kam, waar hun handen reiken sjaals voor de vrouw, als web aan 's hemels einde golvende kammen, de lippen der nacht, en schouder aan schouder het graan. Ik heb de trom van de straat horen roeren bij nacht glazen stemmen onder de rietstaf, handen naar bejuweelde bomen uitgestrekt, naar 't land van appelwangen, het huis, de stoelen getwee bij de wand [pagina 311] [p. 311] Ik heb de trom van de straat horen roeren bij nacht voor hem die hecht aan gewiegde sterren in de boom voor de blinde die bij 't hars van het hout en de golven der grond zingend uit duister de duisternis inmarcheert! Jan G. Elburg Vorige Volgende