Ad Interim. Jaargang 5(1948)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] [Ad interim, 1948, nummer 4] Sonnet Wie zijt gij, dat ik slechts uw oogen denk Om in den doffen nacht een licht te vinden, Dat breidt zijn klaarheid uit tot een geschenk En teeder is voor zwakken en verblinden? Uit welke verten komt die milde wenk, Waaraan de zuchten van de ziel zich binden; De blik die zegt: ik weet en ik herdenk En boven duister ben ik Gods beminde? Geen oordeel maar een glans die overwint, Geen keuze maar een innig samenvloeien Van lust en leed tot de ééne helderheid, Waarin de geest zich op het hart bezint: Wie zijt gij, dat uw licht den nacht doet bloeien En in uw blik de wereld ligt bevrijd? H.W.J.M. Keuls Vorige Volgende