Ad Interim. Jaargang 5(1948)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] Vrouw Zij gaat naar huis en doet de voordeur open, en blijft een oogwenk in het stromen staan, ziet om, of geen met haar is meegelopen en hoort het waaien door de bomen gaan. Zij sluit, en heeft de straat al lang verlaten, wanneer zij in de stille kamer treedt. De klok tikt ver, en langzamer naarmate de tijd zijn eigen slag in haar vergeet. De ramen zijn te hoog, zij schuift gordijnen tegen het licht en zet zich starend neer, streelt met haar vingertoppen langs de lijnen rondom haar mond en hoort de dag niet meer. Kinderen zijn bezweken, in de bloemen viert zich het sprakeloze najaar uit, een enkel woord tracht nog een zin te noemen, die naar de gronden van de wereld duidt. Zij luistert, ziet de bomen zich bewegen achter een bleke kier van het gordijn en denkt aan straks, als zij, in bed gelegen, te eenzaam voor de duisternis zal zijn. M. Mok Vorige Volgende