Ad Interim. Jaargang 5(1948)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] De banneling De dorst heerst soms over de laatste stuiver, en nu de ochtendwind mijn voorhoofd koelt en alles is verspild, verspeeld, verspoeld, doortrekt mij weer die grondeloze huiver van die nu heer zijn en dan baliekluiver. Hoor hoe de wind tussen de bloesems woelt; ik ruik hun lichte geuren en ik voel mij eensklaps zwaar en zonderling onzuiver. Ach, dat wij noch in vrouw, fles of verleden in staat zijn tot de allerlaatste vlucht..., dat ons de wereld volgt op onze treden... De bloesems staan onaards tegen de lucht, zoals eens boven Adam in het Eden. Ik snuif, voel mij een banneling en zucht. Max Dendermonde Vorige Volgende