Al wringt hij zich, artistiek gesproken, in de vreemdste bochten, al tracht hij de band met het heden volledig af te snijden door zijn eigen persoon onder te doen gaan in de tijd, die hij wil verbeelden - waarvan de roman ‘I Claudius’ van Robert Graves een merkwaardig voorbeeld is - het zal niet baten; hoe meer hij zichzelf en zijn tijd bewust tracht te verbergen, des te meer geeft hij zich bloot en verraadt hij zichzelf.
Nog in veel sterkere mate dan bij de historische roman gelden deze bezwaren voor de z.g. toekomstroman. In een werk, dat een beeld tracht te geven van een toekomstige tijd, ontbreekt dus niet alleen de kennis der materiele feiten (eventueel geestelijke verwantschap is bij voorbaat uitgesloten), maar bovendien wordt thans, in omgekeerde volgorde als bij de historische roman, geredeneerd vanuit een gedachtenwereld (de onze), die onmogelijk raken kan aan de denkwijze der menswezens van het nog in nevelen gehulde tijdvak. Het harmonisch samengaan van verbeeldingskracht, intellect en gevoelsdiepte, éérste eigenschap van een kunstenaar, blijkt hier onvoldoende te zijn voor het oproepen van een in de ware zin des woords nieuwe werkelijkheid. De auteur zal nog over een andere gave moeten beschikken en wel over visionnaire kracht. Met betrekking tot het verleden kan men hieronder verstaan het vermogen de tijdsatmosfeer langs niet verstandelijke weg zo sterk te benaderen, dat men haast geneigd zou zijn van herinnering te spreken, terwijl men bij toekomstvoorspellingen meer denkt aan een profetie, hoewel de eigenschap der visionnaire blik in wezen gelijk blijft, onverschillig of zij zich op verleden of toekomst richt.
Nu kan men over de betekenis van het begrip ‘profetisch’ van mening verschillen. Ik heb mij b.v. nooit kunnen voorstellen hoe men er toch toe kon komen om schrijvers als Verne en Wells het predicaat profeet te verlenen. De een toonde een inderdaad verbazingwekkend begrip voor wat de techniek de eerstkomende vijftig jaren aan mogelijkheden zou kunnen brengen, doch de vraag rijst, of zulke voorspellingen, die toch op een zeer reeël fundament rusten, wel een metaphysisch karakter kunnen dragen; de ander gaf door zijn literair talent gestalte aan min of meer rationele fantasieën, die ieder scherpzinnig politicus of econoom ook door het hoofd hadden kunnen spoken. Maar geen van beiden beschikken zij over echt profetische gaven,