enorm geslaagd. Als leesstuk moet het dunkt mij ook zeer goed voldoen; de toneelaanwijzingen zijn in dezelfde stijl van gevoelige zakelijkheid gegeven die ook de gesproken tekst kenmerkt. Eerlijk gezegd kan ik het stuk echter niet meer lezen zonder voortdurend tot in de geringste détails van stem en gebaar de voortreffelijke opvoering opnieuw te beleven, die de auteur er met een eigen gezelschap van gebracht heeft. Voor allen die het stuk gezien hebben moet het herlezen in elk geval een groot genot betekenen.
Natuurlijk is een stuk als dit minder ‘persoonlijk’ van visie dan b.v. De Heks van Haarlem van Frederik van Eeden, waaraan het in heel wat opzichten verwant is. Het blijft gebonden aan de gegevens die bij een grote historische figuur altijd in hoofdzaak vastliggen. De bescheidenheid die dit van de auteur vergde heeft bij hem a.h.w. tot een anoniem meesterschap geleid, en de grote winst hierbij is dat zijn stuk er een wonderlijke geschiktheid door heeft gekregen om tot het levend eigendom van een groot deel van ons volk te gaan behoren. De zwaarwichtige Parnassus wordt ermee verlaten zonder goedkope concessies, in een eenvoud waarin het hoogste voor het grijpen ligt.
F.W. van Heerikhuizen