Ad Interim. Jaargang 4
(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNieuw proza van C.M. van den HeeverBracht tijdens de oorlogsjaren de poëzie in Zuid-Afrika enkele verrassende verschijningen, het proza schijnt zich op het oude peil te handhaven. Nog nooit evenaarde een Afrikaans prozawerk het beste dat de poëzie bracht; ook de goede Afrikaanse romans zijn voor den buitenlander v.n.l. interessant om de lokale kleur, om de tekening van een onbekende omgeving en toestanden, maar niet om de mensbeelding, om grootheid van visie of diepte van levensbegrip. De Afrikaanse romanlitteratuur is een litteratuur van het platteland. Afgezien van aparte genres als de jacht- en dierverhalen van Sangiro en de Hobsons, zijn de beste prozawerken romans van het boerenleven. En onder de schrijvers van boerenromans neemt C.M. van den Heever stellig een eerste plaats in. Zijn beste werken van voor de oorlog: de roman Droogte (1930) en de novelle Somer (1935) zijn mooi om de uitbeelding van het wijde Afrikaanse land, waarin de mens klein en machteloos staat temidden van de overweldigende krachten der natuur: de verschrikkelijke droogte, die de grond keihard maakt en volkomen kaal schroeit, de dieren laat sterven van honger en dorst en het leven der mensen doortrekt van wanhoop en moedeloosheid, de meedogenloos brandende zomerzon over de korenvelden, waar gemaaid wordt, het plotseling opkomend onweer met zware hagelbuien, die de oogst van een jaar in enkele minuten vernietigen. Maar ook de beste Afrikaanse boerenromans als die van Van den Heever bereiken geen wereldpeil, en enkele van de voornaamste redenen hiervan zijn, dat zij van den mens slechts een bepaalde kant geven, hem niet uitbeelden zoals hij werkelijk is met al zijn driften en hartstochten - alles wat naar erotiek zweemt wordt b.v. in de Afrikaanse roman tot nog toe angstvallig vermeden - en dat zij het leven weergeven, gezien van een bepaald - sterk Calvinistisch beïnvloed - klein-burgerlijk standpunt, dat de aandriften en daden der mensen onderscheidt in ‘goe- | |
[pagina 131]
| |
de’ en ‘kwade’ zonder de diepere grond ervan te peilen of de samenhang van alle levensverschijnselen te doorgronden. Dat deze klein-burgerlijke levensvisie de prozakunst van Zuid-Afrika zo volkomen kan beheersen, moet zijn oorzaak vinden in de beperktheid van talent en geesteshouding der schrijvers. Ook het talent van C.M. van den Heever - een trouwens weinig zelfcritiek tonend auteur, is beperkt, ondanks de vele mooie gedeelten, die zijn werk stellig bevat. Het sterkst in de beschrijving van het vaak harde leven van eenvoudige mensen op het Afrkaanse platteland, schiet hij te kort, waar hij zich waagt aan de tekening van gecompliceerder karakters en situaties, van mensen met enige intellectuele ontwikkeling en van huwelijksverhoudingen. Deze eenzijdigheid van zijn talent blijkt duidelijk uit een tijdens de oorlogsjaren verschenen roman als Anderkant die Berge (1944)Ga naar voetnoot*, die voor den buitenlander, die over een vroegere fase van het Afrikaanse leven wil worden ingelicht, bijzonderheden genoeg biedt in de beschrijving van het primitieve en harde pioniersleven in de wildernis in de 19de eeuw kort na de Grote Trek met zijn strijd tegen natuurkrachten, wilde dieren en vijandige Kaffers, in een periode toen in iedere - uiterst simpele en zelfgebouwde - Boerenwoning het geweer naast de Bijbel stond. De ontzettende eenzaamheid eerst en het zich langzaam vormen van een kleine gemeenschap in een streek, waar aanvankelijk slechts éen gezin zich een woonplaats had gesticht, het contact van de mensen onderling, hun vreugden en verdriet, feestelijkheden en begrafenissen en hun bijgeloof - bijna iedere Afrikaanse boerenroman heeft zijn spookgeschiedenis -, de aantrekkingskracht van de pas ontdekte diamantvelden en de diep ingewortelde treklust van den Afrikaansen Boer, men vindt het hier alles beschreven. Het is een boek, dat mooie bladzijden bevat, vooral waar de natuur beschreven wordt en de arbeid van den boer op zijn aan de weelderige wildernis ontworstelde grond, maar de figuren, die erin optreden blijven boekenmensen en worden geen wezens van vlees en bloed, noch de vrome, hardwerkende Jakob de Jager en zijn geduldige vrouw, noch zijn buurman, de grillige, vreemde complexen ontwikkelende Willem Pelser, noch Malie, Jakobs al te rechtvaardige dochter en haar zwakkeling van een echtgenoot - al deze mensen doen | |
[pagina 132]
| |
soms zelfs in hun woorden en daden onweerstaanbaar denken aan de personnages, wier lotgevallen beschreven plegen te worden op de keerzijde der blaadjes van Christelijke scheurkalenders in Nederland. Sterker en interessanter dan dit boek is de bundel Kringloop van die Winde (1945)Ga naar voetnoot*, die een drietal novellen bevat, waarvan de eerste ‘Daiel se Afskeid’ stellig de beste is. Het is de geschiedenis van een eenvoudige schaapscheerder, een lelijke, door zijn omgeving bespotte man, gekweld door herinneringen aan de eenzaamheid en wrede behandeling in zijn jeugd in een weeshuis ervaren, die door zijn spaarzaamheid en ijver en gesteund door de liefde van een arme bijwonersdochter zich een bestaan als boer weet te verwerven, zelfs tot welstand geraakt, maar dan, als zich tekenen van ernstige geestesstoornissen bij hem voordoen, vrijwillig afstand doet van zijn geluk en vrouw en kind verlaat om in eenzaamheid voort te leven en te sterven. Het verhaal is mooi en geïnspireerd geschreven, Daiel is een levend mens geworden, de sfeer van zijn leven is innig en met liefde uitgebeeld en de beschrijving van dit kleine mensenlot verdiept zich tot een waarachtige tragiek. Minder sterk zijn de beide andere verhalen, waarvan ‘Vijand’ vooral opmerkelijk is om het motief: de geschiedenis van twee broers, in hun jeugd zeer aan elkaar gehecht, die later vooral door persoonlijke omstandigheden - Paul, die het boerenbedrijf van zijn vader voortzet, trouwt een Afrikaans onderwijzeresje, dat ijvert voor de culturele ontwikkeling van haar volk, Jurie, die procureur werd, is getrouwd met een Engelse vrouw, die op de Afrikaanssprekenden neerziet en hen wantrouwt - steeds verder van elkaar raken, tot bij het begin van de oorlog van 1914 Paul, die zich bij de Rebellen heeft aangesloten, door Jurie, die bij de Regeringstroepen dienst doet, wordt neergeschoten. Het verhaal is tamelijk droog en kroniekachtig geschreven, er wordt te veel in gepraat en getheoretiseerd, alle vier de personen, maar vooral de vrouwen, zijn feitelijk meer vertegenwoordigers van bepaalde stromingen en verkondigers van ideeën dan levende mensen. Interessant is het verhaal vooral om de uitbeelding van de strijd tussen de Engelse en Afrikaanse belangen en de vaak bittere tweedracht onder de Afrikaanssprekenden zelf, die tot vandaag zijn invloed op | |
[pagina 133]
| |
het leven in Zuid-Afrika doet gelden. De derde novelle, ‘Die ontwaking van Jacques Duvenage’, de geschiedenis van een onbetekenende onderwijzer op een klein dorp, die zich een tijdelijke succes als dichter verwerft, bevat enkele verdienstelijke kwaliteiten, maar is als geheel weinig boeiend. Ook hier blijkt Van den Heever weer het best geïnspireerd, als hij het boerenleven beschrijft en eenvoudige, ongeletterde mensen in hun werk op het land of met het vee; zijn meer intellectuele scheppingen zijn ook in deze bundel veel minder levenswaar en overtuigend, al staat de mensbeelding hier stellig op hoger peil dan die in de hiervoor besproken roman. Waar een zeer zuiver en goed geschreven novelle als ‘Daiel se Afskeid’ tot het beste behoort, dat de Afrikaanse prozakunst tot nu toe voortbracht, wijst deze tevens het maximum aan dat deze kunst m.i. momenteel bereiken kan. De bereiking van iets groters dan dit is niet mogelijk, wanneer de Afrikaanse romanschrijvers zelf niet komen tot een doorbraak van het beperkte en afgeperkte naar het algemene en tot een aanvaarding van het leven in zijn volle omvang en in al zijn verschijningen. Zolang dit niet gebeurt, komt de Afrikaanse romanlitteratuur, zoals N.P. van Wijk Louw het eens definieerdeGa naar voetnoot*, niet verder dan een gemoedelijk locaal realisme, vaak zuiver geschreven, maar niet uitstijgend boven het peil van goede en gezonde schoollectuur.
M. van der Bom-Luitingh |