de ‘kleine trouwe/breedgebouwde werkershandjes’ van de mol), verzen die er net tegen aan liggen en soms zelfs onzin worden (dit alles tegen het uitgesproken zelfbewustzijn van de dichteres in).
Het misverstand ligt elders. De conclusie dat elk rijk innerlijk leven, mits op rijm gezet, poëzie zou opleveren. Poëzie is iets, dat met rijm hoegenaamd niets heeft uit te staan - dit ter verduidelijking van mijn bedoeling. Wat poëzie verder wel is, weet ik ook niet. Maar ik verlang van haar, dat zij resonneert. Dat laatste is voldoende. Is zij bovendien nog (technisch) knap, des te beter. En ik word niet koud of warm van de gedichten uit de bundels die ik boven noemde. Dat word ik ook niet bij de twee bundels van Jules de Leeuwe: De Djin en Kimono (beide 1946 bij Mees in Santpoort). En de Leeuwe schrijft geen nonsens, hij kan (maar wie kan dat tegenwoordig niet?) een technisch goed vers aan, met gedurfde rijmen en stoute beelden, dwaze en een enkel mooi. Beide reeksen verzen zijn verder een poging tot groter geheel, ook dat is waardeerbaar. Maar poëzie?
Van Christiaan Terpstra verschenen niet minder dan drie bundels tegelijk (alle drie in 1946 bij v.h. C. de Boer Jr in Amsterdam): Het Klokhuis, Koper en Tin en Koudvuur. Er is weinig reden deze bundels afzonderlijk te bespreken; tezamen geven zij een duidelijk beeld van de figuur van Terpstra en van zijn poëtisch vermogen. Dit laatste is groot, er zijn vele kwaliteiten in zijn werk die erkend moeten worden. Toch ontbreekt er iets aan, dat naar mijn mening zijn poëzie de mogelijkheid op volkomen ontplooiïng ontneemt. Wanneer Terpstra een vers schrijft, heeft dat gedachte, het groeit ook uitstekend naar het eind toe, dat de pointe vertoont. Hij roept dikwijls beelden op, die door hun oorspronkelijke visie en scherpte van waarneming verrassen, veel van zijn adjectieven vertonen dezelfde kwaliteit. En achter zijn gedichten schuilt een gevoelige persoonlijkheid, met een sterke uitslag. Maar al deze gedichten ontspringen aan een bron die geen zuiver water geeft: cynisme. Daardoor (een titel als Koudvuur is sprekend in dit opzicht!) onttakelt hij zijn vers, hij weert er de gloed en de warmte uit, daardoor mist zijn vers de kans tot een ontroerende hoogte te stijgen. Er steekt in zijn poëzie geen opstand, die groots kan zijn, geen hartstocht die haar boven de tijd uittilt. Cynisme, dat de mildheid niet heeft gewonnen en dus zichzelf overwonnen, is een destructieve kracht, en de resultaten er van blijven anecdotisch.