| |
| |
| |
Pelikanen, pinguins, kangoeroes en krielhanen
B. Ifor Evans. A short history of English literature.
In een dertiental hoofdstukken heeft Professor Evans een werkelik uitmuntend beeld van de Engelse letterkunde gegeven, vanaf de vroegste Anglo-Saksiese manuscripten tot de romans van Huxley en de poëzie van T.S. Eliot. Vanzelfsprekend konden in dit bestek alleen de hoofdtrekken behandeld worden, maar de schrijver heeft een schier ongelofelike hoeveelheid materiaal in dit kleine aantal bladzijden weten samen te persen, en weet in deze honderdzestig pagina's meer te vertellen dan menig ander schrijver in het driedubbele aantal. Doordat hij niet tijdvak voor tijdvak, maar achtereenvolgens de poëzie, het drama, de roman en het niet-verhalende proza heeft behandeld heeft het boekje aan overzichtelikheid nog belangrijk gewonnen, doordat de ontwikkeling der verschillende genres nu veel duideliker tot uiting komt, wat voor de ‘common reader’ van meer belang is dan een samenhangend beeld van een bepaalde periode.
| |
A Book of English poetry, collected by G.B. Harrison.
Zelfs al is een Engelse anthologie als bloemlezing niet geslaagd, dan houdt men toch haast altijd nog een verzameling voortreffelike verzen over, en hoewel ik de keuze van Harrison - die o.m. ook de bizonder goede Shakespearedeeltjes in de Penguinserie verzorgt - niet bewonderen kan, is ze toch ook niet bepaald slecht te noemen. Wel is ze zeer onevenwichtig. Van Fitzgerald bijv. ‘that powerful spreader of hedonism into respectable homes’ is de hele Omar Khayyam opgenomen, die negen bladzijden beslaat, terwijl Chaucer slechts drie, Blake vier, en Keats maar zes pagina's toebedeeld heeft gekregen. Cowper is met 3½ bladzij vertegenwoordigd, en Gray met niet minder dan 7½, doch Crabbe maar met 1 en Coleridge met slechts vier, terwijl Beaumont, Fletcher, Carew, Moore en Burns, om slechts enkelen te noemen, ontbreken. Hoe kleiner een bloemlezing echter, hoe moeiliker het is het een ieder naar de zin te maken, en het boekje is als inleiding tot de Engelse poëzie zeker niet ongeslaagd te noemen, terwijl het de standaard-bloemlezingverzen veelal met minder bekende, maar niet minder mooie, weet af te wisselen.
| |
| |
| |
Narrative poems of the late XIX century, edited by H.A. Treble.
Het verhalende gedicht beleefde zulk een bloeitijdperk in de twede helft van de vorige eeuw - men denke slechts aan het werk van Browning, Tennyson, Longfellow - dat elke bloemlezing slechts een zeer beperkte keuze kan geven, die in veel gevallen met evenveel recht door een andere vervangen had kunnen worden. De samensteller heeft in dit deeltje zijn voorkeur bijeengebracht en het is een zeer leesbare verzameling geworden, waarin men naast goede bekenden als My last Duchess, The forsaken merman en The lady of Shalott ook vele minder bekende verzen aantreft, terwijl de inleiding voortreffelijk is.
| |
Hugh Sykes Davies. The poets and their critics.
In dit bizonder interessante boekje heeft de samensteller van enkele regels tot verscheidene pagina's varierende uittreksels uit de kritieken van vooraanstaande letterkundigen op de poëzie van Chaucer, Spenser, Donne, Milton, Dryden, Pope, Gray en Collins samengebracht, vanaf de meningen van tijdgenoten tot passages uit het werk van Lytton Strachey en T.S. Eliot. Men krijgt uit dit boekje niet alleen een uitstekend beeld van de besproken dichters, maar tevens is het zeer interessant om de ups en downs in de waardering te volgen, terwijl het ook zeer boeiend is te zien hoe de verschillende figuren op dezelfde dichter reageren, en deze bladzijden zijn dan ook vaak even belangrijk voor de kennis van de kritici als voor die van de dichters. De keuze van de passages is werkelik bewonderenswaardig, er is er niet een bij die men niet met interesse leest, en er zijn er veel uit bronnen die voor iemand in Holland onbereikbaar zijn. De enige aanmerking die ik op dit boekje heb is dan ook dat het tweemaal zo lang had moeten zijn, maar misschien worden we nog eens op een deeltje met acht nieuwe dichters en hun kritici getrakteerd.
| |
English diaries of the XIX century. edited by James Aitken.
Het idee is voortreffelik, en het boekje is ook bizonder aardig, maar het is veel en veel te klein. In een honderdzestigtal pagina's zijn fragmenten uit de dagboeken van niet minder dan 22 personen bijeengebracht, zodat men van de meesten niet meer dan enkele bladzijden heeft kunnen opnemen, terwijl een goed dagboek juist niet groot genoeg kan zijn naar mijn smaak. Als monsterzending is het echter uitmuntend, het is
| |
| |
alleen jammer dat er door de slechte aanvoer van Engelse boeken van de bestellingen niets terecht komt, zodat men gedwongen is zijn geprikkelde diaryleeslust voorlopig met deze fragmenten te blijven voeden.
| |
English letters of the XVIII century, edited by James Aitken.
Een erg aardig boekje, waarvoor echter hetzelfde bezwaar geldt als voor de Diaries: het is te klein. In 175 bladzijden zijn brieven van 14 vooraanstaande figuren bijeengebracht, (waarom de samensteller ook brieven van Byron en Lamb, in deze verzameling van 18e eeuwers heeft opgenomen, en niet van Sterne bijv. is mij niet duidelijk), dat is dus gemiddeld ongeveer twaalf bladzijden per schrijver. Doch Horace Walpole, de koning der Engelse briefschrijvers, in wiens epistels het panorama der 18e eeuw duideliker dan waar ook tot leven komt, heeft alleen al meer dan drieduizend brieven geschreven, zodat een boekje van de omvang van deze anthologie aan hem alleen gewijd, nog maar een beperkte indruk van zijn sprankelende en veelzijdige persoonlikheid zou geven. Als inleiding tot de brievenverzamelingen van deze periode kan het echter voortreffelik dienst doen, terwijl de opgenomen brieven zonder uitzondering zeer interessant zijn en het geheel ongetwijfeld een aardige kijk geeft op het leven in die hoogst belangwekkende, en vaak nogal verwaarloosde eeuw.
| |
Robert Lynd. Dr. Johnson and company.
Samuel Johnson is een figuur die door alle generaties heen een grote aantrekkingskracht op lezers zowel als kritici blijft uitoefenen, en in Dr. Johnson and company heeft Robert Lynd de Johnson-literatuur met een uitmuntend boekje verrijkt. In een zestal hoofdstukken behandelt hij op even informatieve als indringende wijze achtereenvolgens de figuur van Johnson zelf, die van Boswell, zijn onsterfelike biograaf, in welk hoofdstuk hij met nadruk stelling neemt tegen de nog steeds hier en daar heersende misvatting als zou Boswell zonder Johnson niet ‘bestaan hebben’; Johnson's afkomst en eerste vrienden, de tijd van de Ivy Lane club voor Boswell hem ontmoet had, de figuren van Reynolds, Goldsmith en Burke en de verhouding waarin ze tot Johnson stonden, en ten slotte de vrouwen, die een belangrijke plaats in zijn leven ingenomen hebben, in het bizonder Fanny Burney en Mrs Thra- | |
| |
le. Robert Lynd is er op voortreffelike wijze in geslaagd zowel de afzonderlike figuren als de tijd waarin zij zich bewogen tot leven te brengen, en niemand die in de Engelse literatuur van de achttiende eeuw is geïnteresseerd verzuime dit boekje te lezen. En wie er niet in geïnteresseerd is leze het toch eens. Het zou mij verwonderen als het hem niet de lust zou geven zich ook eens aan de lektuur van Boswell's Life of Johnson te wagen. En een groter kompliment kan men de schrijver eigenlijk niet maken.
| |
A.J.A. Symons. The quest for Corvo.
Een der beste biografieën die ik las, en zeker de origineelste. Als het boek begint weet de schrijver nog even weinig van zijn onderwerp als de lezer zelf, hij heeft zelfs nog nooit gehoord van de figuur wiens leven hij beschrijven zal. Een vriend leent hem een boek van een zekere Fr. Rolfe, het maakt een geweldige indruk op hem, daarna een serie van zijn brieven, die deze indruk nog belangrijk versterken. Hij kan zijn gedachten nergens anders meer bij bepalen dan bij de vreemde, fascinerende gestalte die uit het geschrevene naar voren komt, hij besluit meer over hem te weten te komen, meer van zijn werk te lezen. De eerste inlichtingen krijgt hij van de vriend die hem de boeken leende, daarna schrijft hij mensen aan die de persoon die zijn speurdershartstochten zo heeft opgewekt gekend moeten hebben, (deze brieven zijn onveranderd in het boek opgenomen), bezoekt de plaatsen waar hij gewoond heeft, en zo volgt de lezer van het allereerste begin af op de voet het ontstaan van deze bizonder boeiende biografie over het niet minder boeiende leven en de niet minder boeiende figuur van de zich Baron Corvo noemende Frederick Rolfe, die van 1860 tot 1913 leefde, en een der merkwaardigste figuren uit de moderne Engelse letteren was, en van wie prakties niemand ooit gehoord had voor Symons zich aan dit ‘Experiment in biography’, zoals de ondertitel luidt, waagde, een experiment dat wel niet beter geslaagd had kunnen zijn.
| |
The Pocket Book of Popular Verse, edited bij Ted Malone.
‘There are poems for all kind of people, from aesthetes to athletes’, schrijft de samensteller in zijn voorwoord, en het nadeel van deze poëtiese rommelpot, waarin men Shakespeare naast Robert W. Service, en Milton naast Frances Wells Shaw aan- | |
| |
treft is dat de verzameling wel heel erg op de smaak van de laatste kategorie is ingesteld. Maar de achterkant van de omslag verklaart dan ook dat: ‘The greatest patrons of poetry have been and still are the common people. They are the ones who discover the poems whose rhythm and words run through their memories and roll off their tongues from generation to generation’, en het spreekt wel van zelf dat een bloemlezing die deze sonore enormiteit in haar wapen voert grondig mislukken moest.
| |
The Pocket Book of Story Poems, edited by Louis Untermeyer.
In dit boek heeft Louis Untermeyer, een der vooraanstaande Amerikaanse poëziekenners, schrijver o.a. van American poetry since 1900, en samensteller van het uitmuntende Albatross Book of Living Verse, een honderdzestigtal verhalende gedichten bijeengebracht: bekende en onbekende, klassieke en moderne, plechtstatige en humoristiese, gemoedelike en kippenvelverwekkende. Men vindt er The two sisters of Binnorie en Lord Randall, Gunga Din en The charge of the light brigade, Lucy Gray en The song of the shirt, The Eve of St. Agnes en The Witch of Coös, maar ook The Jumblies en The walrus and the carpenter, en The jackdaw of Rheims en Faithless Nelly Gray. Een bizonder aardige collectie.
| |
The Pocket Reader.
Op de inleidingen na, waarin de ijdelheid van het Amerikaanse grote publiek, waarvoor deze boeken bestemd zijn, op even serviele als insipide wijze wordt gestreeld, zijn de Pocket-anthologies over het algemeen voortreffelik, en The Pocket Reader is een van de beste. Het bevat Henry James' The turning of the screw, verhalen van o.a. Steinbeck, Saki, Thurber en Wodehouse, een van de beklemmendste onder geen etiket te vangen stukjes van Alexander Woollcott, essays van Thoreau en de Quincey, een paar erg aardige detectivepuzzels en zelfs een goede serie gedichten, waaronder een heel interessant hoorspel van Archibald MacLeish.
| |
The Somerset Maugham Pocket Book, edited by Jerome Weidman.
Somerset Maugham is niet zo'n groot schrijver als vele van zijn bewonderaars ons willen doen geloven, maar aan de andere kant is hij ook weer niet zo slecht als zijn tegenstanders ons willen wijsmaken. Zijn werk is echter nogal wisselvallig: hij
| |
| |
heeft uitstekende boeken - Of human bondage, Ashenden - naast nauw verholen Kitsch geschreven (Theatre, The painted veil). Maar hij is vrijwel altijd boeiend en onderhoudend - hij beschouwt dit zelf als de eerste vereisten waaraan een roman moet voldoen - en het komt maar zelden voor dat men hem niet met genoegen leest. In deze bloemlezing vindt men Cakes and Ale, een van zijn betere romans, The Circle, een van zijn beste toneelstukken, Rain, waarschijnlik zijn beste lange verhaal, benevens nog twee verhalen, reisschetsen en enkele van zijn essays verzameld. De samensteller heeft het geheel van een kwasi-leuke inleiding voorzien, waarin hij de smaak van de dorpsidioot tot criterium van literatuurbeoordeling verheft.
| |
Clarence E. Mulford. Hopalong Cassidy returns.
Over het algemeen ben ik niet zo'n liefhebber van wat de Amerikanen Western stories, en de Dordtenaren kombooiboeken noemen. Niet omdat ik het genre minderwaardig zou vinden - ‘tous les genres sont bons, sauf l'ennuyeux’ - maar omdat het voor het overgote deel door zulke inferieure schrijvers wordt bedreven, die menen dat veel kruitdamp, veel gevechten op randen van ravijnen, en veel bloemzoete liefde volstaan om een goede Western te fabriceren. Clarence Mulford verhoudt zich echter tot het meerendeel van zijn genregenoten als Dorothy Sayers tot Philips Oppenheim, en ik lees zijn boeken dan ook altijd met het grootste plezier. Hij is geestig, zijn personen zijn uitstekend getypeerd, hij weet een voortreffelike, en zeer ‘echte’ sfeer op te roepen, en hij schrijft een zeer goede stijl, terwijl hij zich slechts zelden met liefdesverwikkelingen ophoudt. Het al in 1928 verschenen, maar nu weer in de Pocket Books uitgebrachte Hopalong Cassidy returns is in alle opzichten een goed voorbeeld van zijn kunnen, en ik weet zeker dat menigeen die minachtend zijn neus voor dit genre ophaalt aan de wederwaardigheden die een gevolg van Cassidy's terugkeer waren een paar genoegelike uurtjes zou beleven.
| |
Carlos Bulosan. The laughter of my father.
Voor 25% geïnspireerd op Clarence Day's Life with father, en voor de overige 75 op Saroyan, in het bizonder op My name is Aram. Inplaats van de avonturen van een Armeniese, hier de wederwaardigheden van een Philippijnse familie, maar zo fris en oorspronkelik Saroyan is,
| |
| |
zo gemaakt primitief en zo geforceerd leukig is Bulosan. Bovendien vind ik het uiterst vermoeiend een boek te lezen, waarin de schrijver telkens meent een bizonder grappige vondst te hebben gedaan, waarvan ik met de beste wil van de wereld de geestigheid niet kan inzien, en ik heb dan ook verscheidene van deze ‘wonderfully funny stories’ ongelezen gelaten.
| |
F. Scott Fitzgerald. The Great Gatsby.
In Only Yesterday, die fascinerende reportage van Frederick Lewis Allen van het leven in Gods Eigen Land na de oorlog van '14-'18, die dubbel boeiend is door de vele punten van overeenkomst tussen de toestanden van toen en van nu - de ‘Red Scare’! - en die eveneens door Bantam Books - helaas zonder de illustraties - weer is uitgebracht, kan men lezen hoe in 1920 de respectabele Amerikaanse vaders en moeders opgeschrikt werden door Scott Fitzgerald's eerste roman, This Side of Paradise, waarin hij in zijn weemoedige proza met een zeker welbehagen onthulde dat de college boy en college girl niet zo onschuldig waren als hun ouders wel dachten. Het was de eerste roman van de ‘lost generation’, die spoedig door Dos Passos' Three Soldiers, Cumming's Enormous Room en de verhalen van Hemingway gevolgd zou worden, en het luidde een nieuw tijdperk in de Amerikaanse letteren in: het tijdperk van de ontgoochelden, van de gedesillisioneerden, van ‘all the sad young men’, zoals de titel van een van zijn latere boeken luidde. Maar was This Side of Paradise Fitzgerald's boek dat het meeste opzien baarde, zijn beste roman is The Great Gatsby - ‘the work by which his name will always live’, schrijft Alfred Kazin in On native grounds - dat niet alleen de tragedie van de grote Gatsby zelf, maar van heel de ‘twenties in their golden bowl’ is, en dat van zo'n eindeloze nostalgie is doortrokken dat het misschien wel het droefgeestigste boek is dat ik ooit las, en een van de allerbeste poëtiese Amerikaanse romans die ik ken.
C. Buddingh'
|
|