Ad Interim. Jaargang 4
(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
TentoonstellingenGa naar voetnoot*AmsterdamRijksmuseum: collectie Mevr. C. van Pannwitz, tot 1 Mei. Stedelijk Museum: Teekeningen van Picasso. Werk der leden van ‘De Grafische’, tot 24 Maart. ‘Vrij beelden’, werk van 12 schilders, tot 24 Maart. Het geïllustreerde Fransche boek, Mrt.-April. Kunstzaal van Lier: Gouaches van G. Benner en grafiek van Madeleine Nelsonn, tot 27 Maart. 't Gildehuys: Schilderijen en Gouaches van Egbert Oudendag, tot 24 Maart. Kunsthandel Huinck en Scherjon: Jeanne Bieruma Oosting, tot 24 Maart. Arti et Amicitia: Jacob Dooyewaard. | |
Den HaagGemeente-Museum: ‘Pulchri's rijk verleden’, werk van overleden leden van Pulchri Studio, 22 Maart tot 20 April. Ver. Haagsche Kunstkring: ‘Moderne Realisten’. Kunstzaal Plaats: Lily Eversdijk Smulders. | |
RotterdamMuseum Boymans: Nieuwe aanwinsten. | |
UtrechtVoor de Kunst: Canadeesche Kunst, tot 24 Maart. | |
Le CorbusierIn het Stedelijk Museum te Amsterdam is een tamelijk uitgebreide tentoonstelling te zien geweest van het werk van den architect en schilder Le Corbusier. De schilder is de minst interessante van de twee. Men heeft het gevoel, dat zijn abstracte werk, dat tamelijk hard van kleur is, alleen geplaatst kan worden in een door den architect gebouwd huis. De nieuwe wereld, zooals de revolutionaire bouwer ze ons voorstelt, ziet er misschien aantrekkelijk uit zolang wij ons nog veilig voelen in de oude. Men ziet hier plannen voor een deel van Antwerpen, voor Algiers, voor de Rive gauche van Parijs, voor een coöperatief dorp, verder voor woonhuizen en een boerderij. In deze behuizingen geniet de mens een maximum aan licht en lucht en zo praktisch is het da- | |
[pagina 47]
| |
gelijkse leven ingericht, dat hij een minimum aan beslommeringen zal hebben. | |
Paul CitroenPaul Citroen exposeerde bij Kunsthandel de Boer te Amsterdam een goedgekozen collectie tekeningen en schilderijen en men was blij gestemd als men deze tentoonstelling bezocht had. Dit is eigenlijk een zeldzaam gevoel, want hoe vaak twijfelt men niet: vind ik nu wat ik gezien heb eigenlijk mooi of niet, wat voel ik er nu precies voor, wat is er voor positiefs van te zeggen; er zijn alleen maar bezwaren, maar waar komen die vandaan, hoe ontstaan die? Vaak is de persoonlijkheid niet voldoende door het werk vertegenwoordigd. Bij Paul Citroen is dat wel degelijk het geval, hij heeft zich in zijn werk volkomen uitgesproken, vooral in de tekeningen. Hij is niet demonisch, geen bezetene, maar een klein-kunstenaar, die al zijn kunnen gebruikt en niet probeert hoger te grijpen dan hij kan. Het werk is zuiver, liefde voor de natuur is aanwezig en een zeker raffinement, vooral in de techniek, maar dit raakt niet tot het onderwerp. De techniek is vooral ver gevorderd in het uitdrukken van de tonaliteit van het diepste zwart over alle nuances tot het licht. Er zijn behalve tekeningen en etsen enkele geschilderde portretten en bloemstukken, maar men voelt toch duideduidelijk, dat Citroen het meest in zijn element is als tekenaar. Hij heeft mooie natuurtekeningen gemaakt, heel fijn en knap gedaan, en ook mooie vrouwenportretten. De moeder en het dochtertje herkent men vaak, soms apart, soms samen. Van zijn collega Charles Roelofz maakte Paul Citroen drie portretten, waarvan het grootste ook het grootst van allure is. | |
Jan SluytersBij Van Lier te Amsterdam zijn enkele nieuwe werken van Jan Sluyters te zien, waarvan het grote stuk ‘Joie de peindre’ het meest interressant is door de kleur en door het onderwerp: een naakt op een divan, met een bonte doek als achtergrond en op de voorgrond een tafel met schaal vruchten en een vaas bloemen. Als men die nieuwe werk beschouwt, verbaast het te bedenken, dat men wel eens een parallel heeft gemaakt tussen Sluyters en Van Dongen, want hier ziet men hoezeer Sluyters een door en door Hollands schilder is met veel liefde voor veel kleur | |
[pagina 48]
| |
en ook geen schroom voor veel kleur, zodat het effect soms bijna brutaal is. In de bovenzaal zijn werken uit enkele vrogere perioden te zien. | |
CampigliNadat men jarenlang niets van hem had gezien of gehoord, verscheen hij zelf opeens met zalen vol werk, oud en nieuw, in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Daarna was hetzelfde ook te zien in het Museum Boymasn te Rotterdam. Het was een feestelijke tentoonstelling, die de sensatie schonk of er lang zon op het werk heeft geschenen, en dat bekoort ons noordelingen nu eenmaal direct. Campligli is een bekoorder, zijn arbeid is feest, zijn werken het uitvieren van vreugde. En daardoor herkrijgt men pas in tweede instantie zijn critischen zin bij het beschouwen van dit alles. Men spreekt van Etruskische invloeden, ook in de kleuren, die maar een beknopt gamma beslaan, een fabriekmatig voortzetten en herhalen van een eenmaal gevonden en bevallig motief. Het is misschien allemaal waar, maar toch blijft na het zien herinnering aan warme, charmante vrouwelijkheid en sierlijkheid. De vrouw is het eeuwig herhaalde onderwerp van zijn kunst, niet een geraffineerd ingaan op de psyche van de vrouw, maar het weergeven van een motief, een eindeloos herhalen van het lieve mollige hoofd, de sierlijke houding, de grote, weinig zeggende maar zinnenvreugde bepeinzende ogen. Een veredelde vrouwenaanbidding, waarbij het individu vrouw ondergaat aan het firmament van vrouwen, dat de mannelijke impressionabiliteit met zijn gloed beschijnt. In de beginperiode heeft hij enkele bizondere composities gemaakt, de Cipiersdochter met de hond, de Vrouw met het paard, Vrouwen met parasols - dit eindigt ongeveer met de Meloeneetster, een groot schilderij, dat iets meer bewogens beloofde dan de enigszins monotone portret-periode. |
|