| |
Nieuwe ‘whodunits’
Ellery Queen: Calamity Town.
Over het algemeen vind ik de latere Queens lang zo goed niet als de vroegere: het zijn veel minder ‘problems in deduction’, ze zijn lang zo knap en verrassend niet van opzet, terwijl de stijl en manier van vertellen tipies onsympatiek-Amerikaans zijn geworden. Calamity Town is echter een gunstige uitzondering: het heeft niets van de rumoerige op- | |
| |
dringerigheid van veel van zijn latere werk - het is misschien zelfs de rustigste Queen die ik ken - en de enige zwakte is dat een aanwijzing die later een van de hardste klappen op de vuurpijl moet worden zo bizar is, dat de eenvoudige, en juiste verklaring, onmiddellijk in het oog springt, wat overigens wel een unicum is bij Queen.
| |
Ellery Queen: There was an old woman.
Wel goed, ondanks de vooral in het begin hoogst luidruchtige stijl, zeer spannend ook, maar toch niet geheel bevredigend. Het maakt de indruk alsof de twee neven, die zich achter het pseudonieum Ellery Queen verbergen, heel lang en heel hard hebben zitten denken, omdat het tijd werd weer een boek af te leveren, en dat There was an old woman daar het resultaat van is. Bovendien ruikt men de dader te vroeg, doordat het mooie meisje kennelik voor de detective bestemd is, een elementaire fout die men bij Queen niet verwacht.
| |
Ellery Queen: The new adventures of Ellery Queen.
Op het eerste en langste verhaal na, dat al te geconstrueerd is - een gevaar dat al het werk van Queen vrijwel doorlopend bedreigt, doch waaraan hij naar mijn smaak bijna steeds, zij het vaak op het kantje af, weet te ontsnappen - zijn de in deze bundel bijeengebrachte avonturen bizonder geslaagd en verdienen zij de aanbeveling: ‘Ellery Queen at his best’ volkomen.
| |
Agatha Christie: And then there were none.
Agatha Christie is een van de heel weinige auteurs die met elk boek niet alleen weer iets goeds, maar ook iets nieuws weten te brengen, en in And then were none heeft ze zichzelf overtroffen, en een van de allerbeste detectives geschreven die ik ken. Het is een ongemeen spannend relaas van tien mensen die naar een eilandje aan de Engelse kust gaan om te dineren en van wie er niet een levend terugkomt, waarbij het kinderrijmpje, waaraan de titel ontleend is, er niet weinig toe bijdraagt om een zeer macabere sfeer te scheppen, terwijl de oplossing niet alleen uitermate verrassend en volkomen bevredigend is, maar bovendien ook nog ongemeen simpel, en juist daardoor zo voortreffelik.
| |
Agatha Christie: Five little pigs.
Ook in Five little pigs houdt Agatha Christie haar goede naam hoog: ditmaal is het een zestien jaar oude moord, waarvoor destijds al iemand veroordeeld is,
| |
| |
doch die Poirot, op verzoek van de dochter van de veroordeelde, aan een hernieuwd onderzoek onderwerpt, waarbij hij natuurlik de ware schuldige aan het licht weet te brengen. Eerste klas.
| |
Rex Stout: The red bull.
Een Nero Wolfe mysterie, en ik mag Nero Wolfe niet, ik vind hem op een vervelende manier uitzonderlik, en ik mag zijn assistent niet, die ik op een vervelende manier alledaags vind. Overigens zijn de boeken van Rex Stout vrijwel steeds goed leesbaar, hoewel ook niet meer, en The red bull maakt hierop geen uitzondering.
| |
Rex Stout: The broken vase.
Het gewone Rex Stout recept: wel spannend, maar zonder veel nieuws of verrassends te brengen. Een voordeel boven The red bull is, dat er een nieuwe detective, Tecumseh Fox, in optreedt, die wel bij lange na geen Peter Wimsey is, maar toch aanmerkelijk sympathieker dan zijn bierzwelgende collega met de Romeinse voornaam.
| |
Zelda Popkin: Murder in the mist.
Niet goed, maar ook niet slecht; niet spannend, maar ook niet vervelend; niet origineel, maar ook niet afgezaagd, niet om aan te bevelen, maar ook niet om voor te waarschuwen.
| |
Hannah Lees and Lawrence Bachman: Death in the doll's house.
Zo vervelend dat ik niet alleen nog voor ik op de helft was ben opgehouden, maar zelfs niet voldoende geïnteresseerd was om even achterin te kijken wie het gedaan had.
| |
Raymond Chandler: The high window.
In de mij niet zo bijster liggende Amerikaanse traditie: de tough, wisecracking private detective, die zelf onder verdenking van de politie staand, het met saps en suckers gelardeerde mysterie tot een bevredigend einde brengt, maar ditmaal bizonder goed geschreven, in een plastiese, vaak geestige stijl, vol voortreffelijke metaforen, en daarbij erg spannend en met een ondanks zijn stoere conversatie in de grond zeer sympatieke detective.
| |
Ngaio Marsh: Death at the bar.
Wel de minste die ik van deze Nieuw-Zeelandse schrijfster las: wat al te kalm en al te gewoon, terwijl de niet bijster interessante aanwijzingen wat al te lang en van al te veel kanten bekeken worden. Helemaal iets te veel ‘al te’ in de richting van het vervelende.
| |
| |
| |
Raymond Postgave: Verdict of twelve.
Het begint uitstekend, maar zakt dan lelik af en wordt tegen het eind zelfs bepaald vervelend. Bovendien is het gegeven - hoe een uitspraak beïnvloed wordt door het karakter en de levensloop van de juryleden - niet oorspronkelijk maar reeds eerder, en oneindig veel beter uitgewerkt door Gerald Bullett in The Jury.
| |
John Dickson Carr: The emperor's snuff-box.
Als John Dickson Carr, die ook veel onder het pseudoniem Carter Dickson publiceert, beter kon schrijven, zou hij een van de allerbeste detective-auteurs zijn. Hij heeft een geweldige vindingrijkheid en weet steeds weer hoogst originele en verrassende problemen te bedenken, maar hij faalt ook telkens weer in meerdere of mindere mate in de uitwerking, en hoewel hij in al zijn boeken door een belangwekkende intrige de spanning er in weet te houden, sluit men ze toch vrijwel steeds met een onbevredigend gevoel. The emperor's snuff-box vormt hierop geen uitzondering, terwijl het qua opzet niet tot zijn briljantste behoort.
| |
Carter Dickson: Death in five boxes.
Zie hierboven. Het begin is weer uitmuntend, maar dan gaat het afzakken, terwijl de schrijver bovendien tegen de fair playregels zondigt door de moord in de schoenen van een der bijfiguren te schuiven.
| |
Carter Dickson: Nine and death makes ten.
Een reeks moorden op een in oorlogstijd van Amerika komend Engels schip, die Sir Henry Merrivale tot een goede oplossing brengt. Deze detective is een goed voorbeeld van Dickson's schrijverstekortkomingen: hoewel hij al zijn best doet er een originele, levende figuur van te maken, blijft Sir Henry in elk nieuw boek waarin hij optreedt weer dezelfde vage houten klaas, die de schrijver met weer hetzelfde paar uitzonderlikheidjes tevergeefs leven tracht in te blazen.
| |
Dorothy Cameron Disney: The strawstack murders.
Een van die vele wel-aardige detectives, wel behoorlik geschreven, met wel-een-spannende intrige en wel-een-bevredigende ontknoping, die men wel met genoegen leest, maar die toch niet boven de middelmaat uitkomen.
| |
Elizabeth Daly: Evidence of things seen.
Een rustige, huiselike detective schrijven, met gewone mensen in een alledaagse omge- | |
| |
ving, en die toch spannend en onderhoudend is - een genre dat de Engelsen zo goed ligt - lukt de Amerikanen bijna nooit, en ook Elizabeth Daly heeft het niet verder gebracht dan een tam, saai verhaaltje over kleurloze mensen rond een bleke, bloedarme intrige.
| |
Phoebe Atwood Taylor: Spring Harrowing.
De Asey Mayo Murder Mysteries zijn meestal nogal melig, en Spring Harrowing voldoet geheel aan deze verwachting. Bovendien schijnt de schrijfster van mening te zijn dat ze met Asey Mayo een sympathieke, intelligente en originele detective geschapen heeft - wat helaas in geen enkel opzicht het geval is - en tevens te denken dat al haar lezers deze overtuiging delen, wat zowel hinderlik als vervelend is.
| |
G.D.H. and Margaret Cole: Toper's end.
G.D.H. Cole, een bekend econoom, en een vooraanstaande figuur in de Labour Party, heeft tezamen met zijn vrouw ook een groot aantal detectives geschreven, waaronder verscheidene zeer goede. Ook het in de oorlog spelende Toper's end, dat tot onderwerp een moord heeft in een huis waar voor de Nazi's gevluchte buitenlandse geleerden gastvrijheid genieten, is weer voortreffelik, en vooral de Engelsen die er in optreden zijn met een verfrissende ironie beschreven.
| |
E.C. Lorac: Murder by matchlight.
Een moord in de Londense black-out, uitstekend geschreven, rustig, en toch zeer boeiend, door en door Engels, met prettige, goed getekende personen, een bedaarde, sympathieke detective, en een alleszins bevredigende oplossing, een verademing na wat du Perron noemt ‘het potige prollendom’ van veel Amerikaanse whodunits.
C. Buddingh'
|
|