schenkend, waarna je het van je afschuift met een rare smaak in de mond, terwijl het leven er allerberoerdst op is geworden. Dat hier een geraffineerd vakman aan het werk is, staat boven alle twijfel. Het spel is uitgebalanceerd, kort, krachtig, punt noch komma teveel; een ontzettende vaart doet onze gespannen aandacht als een veldkonijntje in doodsnood schieten van den enen speler naar den andere; niet een die er de genadeslag geven wil, en het blijkt een gevaarloze nachtmerrie te zijn geweest als wij ons, nog ademloos, voor het gesloten gordijn bevinden, verzadigd van bewonderende walging, met zelfs iets lichamelijks uit de voegen gerukt. Sartre bleek geslaagd te zijn. Op dit resultaat immers doelt elke zichzelf bewuste kunstenaar: de persoonlijkheid van den lezer vellend om hem de zijne te geven. Uit een woestenij van eigen inzichten moest ik opstaan. Het verwonderde mij nog, daarin zo snel te slagen. En ik zag zijn landschap. Het is er luguber. Alles is er van aspect veranderd. Zie de wereld onder een zomer- of winterzon, onder maanlicht, sterrenglans, of bij de schijn van een kampvuur, het is alles anders maar hartverkwikkend. Daarin kan een mens leven. Bij Sartre niets hiervan: een moderne schijnwerper laag bij de grond jaagt vreselijke slagschaduwen over de aarde, maar akeliger nog is dat licht, die kille meedogenloosheid, dat wrede Edison-schijnsel van zoveel volt. Een dergelijk landschap betraden Adam en Eva nu hun zondeval. Neen, zij hadden nog de belofte van een verlossing. Dit is de wanhoop. Er blijft ons niet veel meer over dan een spoedig einde van de wereld in gelatenheid af te wachten.
Het is niet mijn bedoeling spitsvondig te worden, hoezeer men, eenmaal in opstand gekomen, daartoe geneigd is tegenover een exposé als ‘l' Existentialisme est un humanisme’ dat als een bus schijnt te kloppen, en een dergelijk resultaat oplevert als: ‘La Putaine Respectueuse’. Want ik mag toch aannemen dat dit toneelspel de spiegel is waarin Sartre zijn ideëen weerkaatst. Sartre beweert: mijn doctrine is juist een optimische want hij laat de mens in een volmaakte vrijheid te doen en te laten wat hij zelf wil, er bestaat geen noodlot, de toekomst is blanco, alle verantwoording voor de minste daad valt op den mens terug: dus, hij heeft het zelf in handen, dus, er is reden tot optimisme, tot alle optimisme. Maar als die vrijheid,