Ad Interim. Jaargang 4(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 409] [p. 409] In memoriam fratris Men zei: hij had op mij geleken. Sindsdien heb ik hem bitter vaak gemist. Ik was vijf jaar misschien, maar wist daarna, dat mensen somtijds woorden spreken, waarvan een kind alleen de diepte gist. Soms bracht mij moeder naar zijn kleine graf en legden wij daar witte voorjaarsbloemen. Er was geen steen zelfs, die zijn naam aangaf, hij had geen naam gehad, waarbij ik hem kon noemen; hij stierf te vroeg. God maakte hem niet af. Dit heeft als kind mij dikwijls pijn gedaan: dat hij daar zo alleen lag, zonder teken van onze liefde na zijn broos bestaan. In dromen riep ik hem. Hij had op mij geleken: misschien had hij mijn eenzaamheid verstaan. Maar toen ik ouder werd, vergat ik hem. Ik weet de plek niet eens meer, waar hij ligt - Doch soms ontstelt mij diep een vriendestem, wanneer wij in de avond samen spreken en moet ik opzien in een vréémd gezicht...... O God, mijn kleine broer, die op mij heeft geleken! Miep Luitingh 1937 Vorige Volgende