Ad Interim. Jaargang 4(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 407] [p. 407] Laatste lafenis Boven het water waarin ik dreef hingen brokkelige muren scheef en oud. 's Avonds kwamen uit gaten en scheuren de ratten kijken naar dat wonderlijk gebeuren van mij in hun midden. Ik was al aardig met ze vertrouwd, we hadden al bijna gejij'd en gejou'd met elkander. Voor hen en de gracht had het verder geen naam, dat ik zoo ineens uit het leven wilde gaan. Maar op een morgen heeft er in de krant gestaan, dat er een lijk drijvend was gevonden; zij haalden mij met haken en toen zoowaar, hebben zij mijn lichaam in doeken gewonden want ik viel bijna uit elkaar. Er hebben wat kinderen om mij heen gedraaid, de menschen zeiden dat het hard had gewaaid: ik zou wel het water zijn ingereden... En pratend nog zijn zij achter gebleven nadat men mij in de ziekenwagen had gedragen. Er is nog een krans aan mijn kist gehecht waarna ik al gauw in mijn graf werd gelegd. Al hoor ik nog wel eens van tijd tot tijd het water ruischen in mijn ooren en hoe voor het eerst mijn kind heeft geschreid, vlak nadat het was geboren - ik ben goed geborgen voor nu en later: God geeft hongerigen brood - en dorstigen water. Caroline Kleyn Vorige Volgende