Het lege huis
Alleen gelaten. Achter het behang
ritselt een muis misschien zijn meisje wakker.
Hun muizenpret wordt overtuigend zwakker
wanneer ik met mijn stoel wat leven maak
omdat het huis zo stil blijft. Ik ontvang
hier nog alleen de slager en de bakker.
Was ik maar steen; ik blijf een vlezen stakker:
straks in mijn bed lig ik weer stil en waak.
Was ik maar steen! Kon ik maar in dit huis
tot beeld verstollen, 't zou mij nooit vervelen.
Was ik desnoods maar radiatorbuis!
'k Verbeidde 't groots moment, dat Zij mij strelen
zou of een holle roffel op mij spelen.
Nu ben 'k alleen. Ritselt daar weer die muis?
Beide verzen van A. Marja zijn uit den bundel: Van mens tot mens: Gedichten 1935-1946, die dit najaar verschijnt bij N.V. de Arbeiderspers.