Ad Interim. Jaargang 4(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 376] [p. 376] Rondeelen Er is een hoop die hopen blijft, - Als door een fluistering verraden -, Of in den poel van ongenade Een rozenblad nog bovendrijft; Of ergens God een teeken schrijft, Of iets op aarde is onbeladen: Er is een hoop die hopen blijft, - Als door een fluistering verraden -; Of leden lang in dood verstijfd Weer scheemren gaan op schaduwpaden, En of mijn hart den zin kan raden Van 't noodlot dat naar u mij drijft: Er is een hoop die hopen blijft. [pagina 377] [p. 377] Mijn lief, gij hoort geen zingen meer, Geen zucht, geen kreet kan u bereiken; Gij zoekt in donker uw gelijken En voert met hen geheim verkeer. Ik vlucht den nacht in keer op keer Doch ben onmachtig te bezwijken; Mijn lief, gij hoort geen zingen meer, Geen zucht, geen kreet kan u bereiken. Voorgoed gesloten is de spheer, Waarheen uw droomen moesten wijken, En van verloren koninkrijken Drukt mij de droefenis terneer; Mijn lief, gij hoort geen zingen meer. [pagina 378] [p. 378] Ik leef in u een ander leven Dan ooit het lot mij heeft bereid: Een trillende verlorenheid, Een op uw adem medezweven; En in uw wezen wordt verweven, Al wat mijn hart dorstend belijdt; Ik leef in u een ander leven Dan ooit het lot mij heeft bereid. Zoo schijn ik uit mijzelf verdreven En naar een nieuw bestaan bevrijd, Want elke traan om u geschreid Is lichtend in uw hart gebleven: Ik leef in u een ander leven. H.W.J.M. Keuls Vorige Volgende