| |
| |
| |
Colporteur
Arthur bleef staan, zette zijn koffer op het trottoir en keek de lange straat af. Hij stond voor het laatste huis, het enige waar hij nog niet had aangebeld om te vragen of men een stofzuiger nodig had. Het gebouw onderscheidde zich van alle andere in de omgeving door afmeting en architectuur, het was groter, ofschoon het blijkbaar door slechts één gezin bewoond werd, het lag een eind van de openbare weg af en ging gedeeltelijk schuil achter bomen en struikgewas. De gevel met zandstenen pilasters had het ongenaakbare van een burcht, de ramen met kleine ruitjes, geflankeerd door zware openstaande luiken, schenen er op gemaakt om de bewoners gelegenheid te geven naar buiten te kijken, zonder dat zij konden worden gezien. Zo sterk was de indruk van hooghartige geslotenheid, die zowel het gebouw als de donkere dicht begroeide en door een hek omgeven tuin op hem maakten, dat Arthur zich afvroeg of hij het wagen zou hier aan te bellen. Het was zo goed als zeker, dat hij op de stoep zou worden afgewezen, dat inplaats van de deur alleen maar een klein gevangenisluikje zou worden geopend, juist groot genoeg om hem een blik te gunnen op een vierkant stukje wit gezicht met de helft van een neus en een mond, die de twee woorden zou zeggen waarmede hij die dag reeds zo vaak was afgescheept. In heel de lange straat, die hij gedurende de laatste dagen huis aan huis bewerkt had, bleek iedereen voorzien te zijn van een stofzuiger en het zou een wonder zijn als juist de bewoner van dit grote huis een uitzondering maakte en het hem gelukken zou hier iets te verkopen. Gedurende de paar weken dat hij dit werk deed had hij geleerd, dat het moeilijker wordt een bewoner te spreken te krijgen naarmate het huis groter is, dat welstand en deftigheid de deuren dikker en de sloten solider maken en dat door hen, die iets te verliezen hebben, een colporteur gelijkgesteld wordt met inbrekers, bedelaars en andere langs de glibberige boorden der samenleving slui- | |
| |
pende
individuën. Het was dan ook een verrassing toen hij, nadat hij zijn aarzeling overwonnen en aangebeld had, de deur open zag gaan. Een vriendelijk dienstmeisje met wapperende wimpers boven een paar grote donkere ogen en een kittig kuiltje aan weerszijden van de rode lippen, verzocht hem binnen te komen en deed achter hem de zware deur geluidloos dicht. Hij stond in een ruime hal met antieke meubelen, welker wanden bedekt waren met tapijten, waartegen oude zwaarden, hellebaarden en haakbussen hingen. Het meisje opende een deur onder een blankgeschuurde helm en liet hem in een aan de straatkant gelegen vertrek, met de mededeling dat zij mijnheer waarschuwen zou. De kamer was lang en zo smal, dat Arthur vanaf de plaats waar hij zat gemakkelijk de details onderscheiden kon van een gekleurde ets, die aan de wand tegenover hem hing. Voor een landelijke herberg met een verzakt en dik bemost dak, zaten drie edelen, wier paarden bij een terzijde staande pomp door een jongen op blote voeten werden gedrenkt. Uit de deuropening kwam een dikke kaalhoofdige waard in wambuis en kuitbroek, die een kruik en tinnen bekers droeg. Op de hoek van het huis, aan een gekrulde stang waarop een zwarte vogel zat, hing een uithangbord met de afbeelding van een zwaan. Het plaatje had een rustig landelijke sfeer, het weerspiegelde de geest van een tijd, die geen op provisiebasis werkende colporteurs en het gehuil van stofzuigermotoren had gekend. Arthur ging gemakkelijker in de ruime stoel zitten, legde zijn hoofd tegen de hoge gepolsterde leuning en zuchtte. Hij voelde zich afgemat, zijn keel was droog van het vele praten en hij besloot geen verdere pogingen meer te doen en naar huis te gaan, als het hem ook hier niet gelukken mocht een stofzuiger te verkopen. Na een poosje te hebben gedommeld, begon hij te bladeren in een op de tafel liggend tijdschrift, waarin een artikel stond over de burgeroorlog in China, met een paar afschuwelijke foto's van terechtstellingen. Opeens kreeg hij de
indruk, dat hij niet meer alleen in de kamer was. Hij keek
| |
| |
op en ontdekte een oudere heer met bakkebaarden, die hem glimlachend aankeek en een geruststellende handbeweging maakte, toen hij zag dat hij wilde opstaan.
- Leest u maar kalm dat artikel uit, zei hij, het is heel leerzaam. Wij hebben toch nog wel even tijd, voordat het zover is dat u uw stofzuiger kunt demonstreren. Ik hoop, vervolgde hij, dat die machine van u beter zal zijn dan de andere, die wij hier tot nu toe te zien hebben gekregen.
Arthur, wiens hoop herleefde nu hij begreep dat er werkelijk een kans was hier iets te verkopen, wilde aan zijn reeds zo vaak afgedraaide les beginnen en een opsomming geven van de bizondere eigenschappen van zijn stofzuiger, maar hij werd in de rede gevallen met de mededeling, dat dit alles nog wel even wachten kon.
- Leest u maar eerst eens dat artikel. U kunt best een beetje algemene ontwikkeling gebruiken.
Misschien heeft die man wel gelijk, dacht hij, maar ik ben hier toch alleen maar gekomen om iets te verdienen. En waarom zou ik dat verschrikkelijke verhaal lezen? Niettemin trachtte hij te doen wat hem gezegd was, maar reeds na de eerste zinnen bleek, dat zijn ogen over de regels gingen zonder dat het tot hem doordrong wat hij las. Toen hij het eindelijk waagde zijn blik van het blad af te wenden, bleek de man met de bakkebaarden verdwenen te zijn. Hij gevoelde zich opgelucht en sloeg het tijdschrift dicht met het voornemen er geen blik meer in te werpen. Opnieuw sloot hij de ogen en luisterde naar het zachte trage tikken van een klok, die zich waarschijnlijk bevond achter de wand, waartegen hij zat. Het begon donker te worden en in de van het venster verwijderde hoeken der lange kamer waren de omtrekken der meubelen al niet meer duidelijk te onderscheiden. Het moest al laat zijn. Opdat hij tenminste gereed zou zijn als men hem kwam roepen en dadelijk met de demonstratie zou kunnen beginnen, maakte Arthur zijn koffer open, nam de stofzuiger eruit en monteerde de hulpstukken. Het was een routine-werkje, dat
| |
| |
hij ditmaal met bizondere zorg uitvoerde. Nog voordat hij hiermede gereed was, was het geheel donker geworden en hij vroeg zich af of hij het licht maar niet zou aandraaien, toen het dienstmeisje binnenkwam en een kandelaar met een brandende kaars op de tafel zette.
- Meneer is aanstonds zover, zei ze en liet hem toen weer alleen.
Om hem heen bleef het stil, de tijd verstreek en niets anders hoorde hij dan het tikken van de klok achter de de wand. Hij vond dat men hem wel lang liet wachten en begon, voor zover het zwakke licht van de kaars hem dit toeliet, door het lange vertrek op en neer te lopen. Het verwijderde gerinkel van borden herinnerde hem er aan, dat het etenstijd moest zijn en dat zijn hospita nu op hem zat te wachten. Zij zou kwaad zijn en hem een bord met koud geworden eten voorzetten als hij weer te laat kwam. Hij vond het onaangenaam, maar de aard van zijn werk liet nu eenmaal niet toe dat hij altijd precies op tijd kwam. Het is eigenlijk een hondenbaan, dacht hij, maar dat zal zij toch nooit begrijpen.
De kaars was al voor de helft opgebrand, toen de deur open ging en een in livrei geklede bediende met korte fluwelen broek en witte kousen, hem verzocht mee te gaan. - Houdt u dat werktuig maar een beetje verborgen, zei hij, toen hij zag dat Arthur de stofzuiger opnam. Mevrouw is op dergelijke dingen niet bizonder gesteld.
De bediende die onhoorbaar en met trage glijdende bewegingen liep, alsof hij zweefde, ging hem voor naar het einde van de gang, waar zich achter twee geopende vleugeldeuren een grote, door kaarsen verlichte kamer bevond. In het midden stond een lange gedekte tafel, met twee veelarmige candelabers en daartussen een zilveren schaal met fruit. Aan het ene einde van deze tafel zat de heer met de bakkebaarden, aan het andere einde een oude dame met een hoog zilverwit kapsel, die toen hij binnen kwam een face-à-main opnam en hem critisch bekeek.
| |
| |
- Mevrouw wenst u ook even van achteren te bekijken. Wees zo goed u even om te draaien, zei de heer vriendelijk.
Arthur mocht gaan zitten op een stoel, die tegen de wand stond, ongeveer ter hoogte van het midden der tafel, zodat het echtpaar hem goed kon zien. De soep werd opgediend en terwijl de dame en de heer zwijgend aten, vroeg hij zich af wanneer hij met zijn demonstratie zou kunnen beginnen. Hij vond het vreemd dat men in een huis waar een stofzuiger nodig was, geen electrisch licht maar kaarsen brandde. Zolang er gegeten werd, stonden twee bedienden roerloos achter de stoelen van hun meesters en zij kwamen pas in beweging om de borden weg te nemen of nieuwe spijzen aan te dragen, als de dame daartoe het sein had gegeven door even haar face-à-main in de hoogte te houden. Toen een dampende kruidig geurende schotel met vlees werd binnengebracht, werd Arthur's eetlust zo sterk geprikkeld, dat zijn mond zich vulde met speeksel en hij zijn ogen sloot om de etenden niet langer te zien.
- Gewoonlijk eten wij vroeger, hoorde hij de heer zeggen, maar u hebt ons opgehouden.
Arthur knikte zwijgend en daarna bleef het weer stil, totdat de pudding, een luchtige witte massa met rose en zacht groene vruchten werd opgediend.
- Blanc manger is de lievelingspudding van mijn man, verklaarde de dame. Neem nog wat roomsaus, mijn beste, vervolgde zij, hem een zilveren kom toeschuivend.
De man gaf Arthur een knipoogje van verstandhouding, alsof zij zich beiden er heimelijk in verheugden het voorwerp te zijn van de goede zorgen van zijn vrouw. Toen de koffie was ingeschonken, nam hij een sigaar uit een kistje dat een der bedienden hem voorhield, schoof zijn stoel een weinig achteruit, zodat hij gemakkelijk zijn benen kon uitstrekken en keek Arthur aan.
- Zo, nu kunnen wij eens rustig met elkander praten, zei hij op een gemoedelijk tevreden toon. Hebt u dat artikel over die terechtstellingen geheel gelezen?
| |
| |
Deze onverwachte vraag bracht Arthur een weinig in ongelegenheid en hij antwoordde aarzelend, dat hij het alleen maar had ingekeken, omdat het, nadat hij de stofzuiger had uitgepakt, te donker geworden was.
- Juist, hernam de heer en blies voorzichtig een dun straaltje rook uit. Maar de dame schudde afkeurend het hoofd, keek hem door haar face-à-main aan en zei, dat zij de indruk had, dat dit antwoord niet in overeenstemming met de waarheid was.
- Natuurlijk is het dat niet, antwoordde de heer. Maar daarover behoef je je toch niet te verbazen, lieve?
- Ik verbaas mij altijd weer, als mijn vertrouwen in de mensen wordt geschokt. Het maakt mij verdrietig.
- Je bent veel te gevoelig; neem nog wat koffie.
- Meneer maakt toch een niet geheel onbetrouwbare indruk, hernam zij, het kopje naar haar mond brengend.
De heer glimlachte medelijdend.
- Meneer tracht er betrouwbaar uit te zien, zich voor te doen als een heer. Het werk dat hij doet maakt dit noodzakelijk, want wie zou de deur openen en hem toestaan binnen te komen, als zijn werkelijke staat aan zijn uiterlijk zichtbaar zou zijn. Het is immers alles schijn, nietwaar meneer?
Arthur gaf het toe, niet alleen omdat hij bang was dat hij niets verkopen zou als hij zijn gastheer tegensprak, maar ook omdat hij wist dat deze gelijk had. Hij was geen echte heer en elke ochtend opnieuw weer kostte het hem de grootste moeite zich een toonbaar uiterlijk te geven met zijn oude afgedragen plunje.
- Weet je, mijn beste, ik heb je zoëven toen meneer binnen kwam de gelegenheid gegeven hem goed te bekijken. Deze kans blijk je niet behoorlijk te hebben benut. Als je het wel gedaan had, zou je hebben gezien, dat zijn broekspijpen aan de onderkant afgesleten en rafelig zijn, dat het overhemd lang niet fris meer is, dat hij zijn boordje heeft omgekeerd en dat zijn das glimt van het vet. Meneer is geen
| |
| |
heer maar een colporteur, iemand die in zijn levensonderhoud tracht te voorzien door leugens te vertellen en de mensen te misleiden. Nietwaar meneer?
- Neen neen, u behoeft niet te trachten u te verontschuldigen, ik weet dat u tot die ongelukkigen behoort, die al het mogelijke doen om buiten de gevangenis te blijven en die daardoor juist onvermijdelijk met de strafrechter in aanraking moeten komen. Maar laat ons over deze afschuwelijke dingen zwijgen, viel hij zichzelf in de rede, mevrouw is overgevoelig, een idealiste die onder de slechtheid der wereld lijkt. Ik geloof, dat u er nu maar toe over moet gaan uw stofzuiger te demonstreren. Wees zo goed er niets bij te vertellen, want wij zouden u niet geloven.
Terwijl hij sprak had de heer een paar maal naar zijn vrouw gekeken, waarschijnlijk om na te gaan of zijn woorden haar niet te zeer aangrepen. Toen hij plotseling van onderwerp veranderde, bleek het echter reeds te laat te zijn en zag Arthur aan het nerveuze trekken van haar mondhoeken en neusvleugels, dat de dame op het punt stond in tranen uit te barsten. Haar gelaat met het dikke knopneusje en de anus-ronde mond, scheen te klein voor het hoge kapsel, dat op haar hoofd stond als een mijter en heftig bewogen werd door de zenuwschokken, welke zij trachtte te onderdrukken. Ofschoon Arthur de oorzaak van haar verdriet niet kende, voelde hij toch wel medelijden met haar, omdat hij begreep dat een mens die zozeer op een hond leek, alle aanleiding had om te huilen.
- Het pleit niet in uw voordeel, dat u onze welwillendheid op deze manier meent te moeten belonen, zei de heer. Hij stond op, schonk uit een kristallen caraffe een glas vol water en overhandigde dit zijn vrouw, terwijl hij teder haar arm streelde, met zoveel voorzichtigheid, alsof deze van schuim gemaakt was.
- Het is niets, lieve, troostte hij haar. Je kwelt je nodeloos door je te zeer in anderen te verdiepen. Deze mensen, die van roggebrood en bonen leven, die nooit een goed boek
| |
| |
onder ogen krijgen en zelden of nooit een kerk bezoeken, zijn te bot om zelfs ook maar iets te voelen van hun eigen erbarmelijkheid, die jou doet lijden. Beseft dan een hond dat hij een hond is?
- Maar ik zie het toch, lieve, snikte de dame. Is het niet ontzettend als je in dergelijke schoenen moet lopen? En kijk eens hoe lelijk die dingen op mijn Bochara staan! Dit had je mij toch in ieder geval kunnen besparen.
- Inderdaad, het spijt me, maar het is mij ontgaan.
De heer richtte zich op en bleef peinzend naar de versleten schoenen van de colporteur staren. Arthur schaamde zich, trachtte zijn voeten onder de stoel te verbergen, maar zag het nutteloze in van deze poging, die te laat kwam. De heer gaf hem een wenk, die hij echter niet begreep. Wenste hij dat hij de kamer zou verlaten of verlangde hij misschien dat hij zijn lelijke schoenen zou uittrekken? Het een noch het ander was mogelijk. Als hij de kamer verliet, zou de demonstratie niet kunnen doorgaan en als hij zijn schoenen uittrok, zouden zijn bont gestopte sokken, waar hielen en tenen doorheen staken, te zien komen. Hij kreeg het benauwd en bleef stil zitten, zijn gastheer vragend aankijkend. Gelukkig had mevrouw zich spoedig zover hersteld, dat het waarschijnlijk niet meer onwelvoeglijk zou worden geacht als hij nu met zijn demonstratie begon. Hij ontrolde dus het snoer en vroeg waar hij een stopcontact kon vinden. - Is dat zo'n instrument om electrische stroom af te tappen? vroeg de heer. Dergelijke dingen zult u in dit huis tevergeefs zoeken, omdat wij geen electriciteit gebruiken. - Maar zonder stroom kan de motor toch niet draaien? - U zoudt geen onredelijk beroep op mijn voorstellingsvermogen doen, als u mij vroeg of ik mij kan indenken hoe een motor draait. Ik zou er trouwens niet aan denken dit barbaarse gehuil in mijn woning te dulden. En nu verzoek ik u uw gang te gaan en met de demonstratie te beginnen.
Besluiteloos rolde Arthur het electrisch draad weder op. Het was volslagen zinneloos een machine met stilstaande
| |
| |
motor over de vloer heen en weer te bewegen, maar omdat men belangstelling bleek te hebben en er dus een kans was dat hij zaken zou doen, begon hij toch maar. Hij liet de stofzuiger over het tapijt rollen en zorgde er voor zijn gelaat niet van de toeschouwers af te wenden, omdat hij hun blikken niet in zijn rug kon velen. De bewegingen welke hij maakte waren hem zo vertrouwd, dat hij er spoedig niet eens meer aan dacht, dat de motor stil stond en de verschillende manipulaties ging uitvoeren in de volgorde en op de wijze, die de chef-colporteur hem had geleerd en die hij reeds ontelbare keren had vertoond. Het viel hem moeilijk dit alles zonder het geven van toelichtingen te doen, maar men had hem verboden te spreken en hij wilde zijn kansen niet verknoeien door dit verbod te overtreden. Hij kwam echter tot de ontdekking, dat het ook zwijgend en zonder motor wel ging, dat het hanteren van de stofzuiger eigenlijk belachelijk eenvoudig en dat een demonstratie een volkomen overbodige vertoning was. Dit laatste had hij reeds eerder vermoed, maar nog nooit had hij het zo duidelijk gevoeld als op dit ogenblik. Vaak gebeurde het, dat toeschouwers middenin een demonstratie een opmerking maakten, dat zij gebreken aan de machine meenden te ontdekken en hem verzochten de bewerking te staken. Hoe langer men hem echter ongemoeid liet, hoe groter de kans werd dat hij slagen zou. Tot nu toe had niemand nog iets gezegd en dus demonstreerde hij verder, er nauwlettend zorg voor dragend, dat hij geen stukje van het grote tapijt oversloeg. Toen hij gereed was en opkeek, ontdekte hij met schrik dat mevrouw in slaap gevallen was en dat mijnheer, met zijn rug naar hem toegekeerd, zat te lezen. Pas nadat hij een paar keer voorzichtig gekucht had, slaagde hij er in de aandacht te trekken. De heer legde zijn boek neer, zag dat zijn echtgenote sliep en legde waarschuwend de wijsvinger tegen zijn lippen.
- Als u gereed bent, gaat u dan maar voorzichtig naar de wachtkamer, fluisterde hij.
| |
| |
Op zijn tenen lopend en zo weinig mogelijk geluid makend, zocht Arthur de onderdelen bijeen en pakte zijn koffer in. De bediende bracht hem weder naar het kamertje, zette de kandelaar met de kaars op de tafel en liet hem alleen. Arthur legde de koopcontracten gereed, ging gemakkelijk in de stoel met de hoge leuning zitten en wachtte. Achter de muur hoorde hij het trage doffe tikken van de klok. Het moest al laat zijn. Thuis wachtte zijn hospita, die het niet begrijpen zou, met koud of aangebrand eten. De kaars knetterde en de vlam boog even in de tocht, toen de deur onhoorbaar open ging. Het aardige dientsmeisje met kuiltjes in de wangen bleef glimlachend voor hem staan een zei:
- Meneer wordt vriendelijk bedankt voor de demonstratie, maar er is geen stofzuiger nodig.
Maurits Dekker
|
|