het heele geval ietwat geantikweerd en verdord, maar daarom juist geschikt er een nationale plechtige zelfverheffing van te maken, waarbij men zich te goed doet aan krijgsmansfierheid en aloude Hollandschen Heldenmoed, onder het voorwendsel van Dankbaar Nageslacht.
Hoe zij durven, hoe zij er het hart toe hebben! Terwijl de gruwelijke realiteit van die andere graven nog zoo nabij is, terwijl rondom ons, in alle steden en in alle dorpen nog in stilte gerouwd wordt, verzwegen, verbeten, maar zoo smartelijk van knagend gemis, om de duizenden en duizenden, die hulpeloos en nutteloos in den oorlog vergingen, begaan Nederlanders de lachwekkende smakeloosheid onze ‘Helden van anno '30’ te vieren. Waarom dan niet die van den Tachtigjarigen Oorlog, als er toch Helden herdacht moeten worden. Is het niet of wij jaloersch zijn op de rampzalige militaire heerlijkheid van de andere naties? Moeten wij soms toonen, dat wij ook zoo min niet zijn en bij gelegenheid gepast voor het Vaderland weten te sneuvelen? Zie anno '30? In wat voor triest Chineezenland leven wij dan, dat bij een deel onzer medeburgers, en niet eens het minste, de voornaamste impressie uit dien beestigen chaos zou zijn, dat wij toch in heldenmoed en heldeneer ons toekomend deel niet gehad hebben, nu er bij ons geen gesneuvelden te herdenken vallen. Men kan beweren, dat dit alles zoo erg niet is en niet belangrijk, maar het teekent toch een volk, dat zulke dingen zonder protest voorbij kan gaan.
1931