leiding dier brieven dan moest ik denken aan andere brieven, andere hulpkreten en klachten, een kleine twintig jaar geleden uit datzelfde Rusland opgestegen.
Het was in 1913 dat, meen ik, de Wereldbibliotheek een vertaling uitgaf van een rede door Francis de Pressensé in 1912 uitgesproken te Parijs, in een vergadering, meen ik ook weer, van Russische uitgewekenen, die door niemand minder dan Vera Figner werd gepresideerd. Die rede ging over de schandelijke onderdrukking in het Czaristisch Rusland en het lijden vooral der politieke gevangenen. Er werden door de Pressensé fragmenten van brieven geciteerd en gesprekken herhaald, die verbijsterend gelijk luidden aan hetgeen ook thans weer uit dat ongelukkige grauwe land tot ons komt. Dezelfde methoden, dezelfde beestachtige wreedheid, dezelfde klagelijke uitzinnige reacties.
In zijn soms hartstochtelijke rede, riep de Pressencé allen, die gevoelden voor menschelijkheid en recht, op om die duizende en duizende ongelukkigen te redden en een eind te maken aan die schande der menschheid, de Czarentirannie. En hij wees er met aandrang op, dat niet eens de regeeringen daartoe noodig waren. De massa der eenvoudige burgers kon hier onmiddellijk een machtig veto uitspreken door de nieuwe Russische leeningen te weigeren en haar andere Russische papieren op de markt te gooien. Zoo ooit, dan kon hier de verontwaardiging terstond in een daad worden omgezet...
Ik geloof niet, dat de Pressencé's woord eenig effekt gehad heeft. Hij bleef een roepende in de woestijn en inplaats van meerdere protesten en hulpkreten in couranten, kochten de ‘eenvoudige burgers’ ijverig de nieuwe Russische leeningen. Er verscheen zelfs een stuk in het Handelsblad om te betoogen, dat de toestanden zoo erg niet waren en... de effeken heel soliede. Wat dit laatste betreft, voor eens heeft de Historie zich rechtvaardig betoond, toen zij kelderden, en kon men aan een Zedelijke Wereldorde gelooven. Voor 't overige zijn wij thans weer zoover. Met dezen ver-