Ad Interim. Jaargang 4
(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet woord-voorafGa naar voetnoot*Het is niet zoo gemakkelijk te zeggen, wat dit nieuwe blad eigenlijk bedoelt. Wel staat ongeveer vast, dat het voortkomt uit en desbewust het vervolg wil zijn van de oude Groene, toen die nog van De Koo's geest was doortrokken en van de Nieuwe Amsterdammer, die aanvankelijk dien geest erfde. De oude Amsterdammer was radicaal en critisch, de Nieuwe Amsterdammer bolsjewistisch en critisch, dit nieuwe veertiendaagsche blad zou alleen critisch willen zijn. Onafhankelijk-critisch, d.w.z. dat geen politieke partij en geen adverteerder met vuige, baatzuchtige hand beslag zal leggen op den inhoud van het blad, dat het onafhankelijk zal zijn van iedere macht buiten ons. Alleen niet onafhan- | |
[pagina 282]
| |
kelijk van de machten binnen ons, van ons zelven, helaas... and there is the rub. Wij zijn vijf ‘ons zelven’, en als wij chronisch de dingen dezer wereld overschouwen en vrijmoediglijk beoordeelen, zullen wij toch niet vrij van vóóroordeelen blijken. Al houden wij geheim welke voor-oordeelen dat zijn, misschien omdat wij het zelf nog niet al te best weten. Want wij meenen - wie doet dat bij gelegenheid niet? - te oordeelen uit beginselen van zuiver oordeel de verblinding, de dwaasheid, de baatzucht dezer wereld, maar dat zuiver oordeel is bij elk onzer allicht onzuiver persoonlijk getint, en zoo breken dan waarschijnlijk op den duur richtingen zich baan, die mogelijk rechtstreeks aan elkaar tegenover gesteld zijn en tot de gruwelijkste conflicten of meest verbazende monsterverbonden kunnen leiden. Aldus bergt dit nieuwe blad een belangwekkend raadsel in zijn schoot, een raadsel van geestelijke aantrekking of afstooting, dat een geheel nieuw product baren kan. En wie zich nu dadelijk abonneert, zal dat geheele interessante proces kunnen meemaken en mag bij gelegenheid raden, wat de uitkomst en oplossing zijn zal. Echter niet vóór de redactie het zelf weet, want het geeft geen pas dat eenvoudige lezers wijzer zouden zijn dan een Redactie. Welke richting dan ook - zéér ons ondanks - zal zegevieren, wij kunnen den lezer echter twee dingen garandeeren. Primo, dat het geen politieke en secundo dat het een goede richting zal zijn. Bladen met een richting, zelfs de beste, zijn echter niet zeldzaam hier beneden, moeten wij erkennen. Het aantrekkelijke is juist wat nog geen richting heeft, wat nog alle mogelijkheden in zich draagt, waarvan men nog alles verwachten kan. Zoo de bloemknop, de zuigeling, het jonge meisje, het mosterdzaad, verschijnselen in de schoone natuur niet vreemd, maar in de journalistiek bepaald eenig. En dat zijn wij nu, zoolang ons de Hemel in dat paradijs der onschuld laten wil. Wat dezelve onschuld op stuk van zaken uit zal werken, | |
[pagina 283]
| |
de geachte lezer kan er niet nieuwsgieriger naar zijn dan wijzelven... Het zal wellicht enorm belangwekkend, angstig boeiend, en mogelijk zelfs amusant zijn. Wij zullen in elk geval ons uitsterste best doen, dat het niet vervelend worde... Ziedaar ons Program. 1921 |
|