Lustrumviering
Een lustrumfeest, 5-jaarlijksche feestelijke herdenking van de stichting eener academie, beleven wij hier, door Gods goedheid, elk jaar opnieuw, telkens op een ander punt des lands. Het is een soort studenten-pret, met zekere traditioneele en rhetorycksche pluimage, en wie niet tot de feestgenooten behoort, heeft geen reden er bijzondere aandacht aan te wijden. Want het is altijd hetzelfde. Begroeting der reunisten aan een station, waar zij niet aankomen. Plechtige begroetingsrede van een piepjongen rector of praeses, die het onveranderlijk over het ‘zalig weerzien’ heeft en over ‘den onverzwakten corpsgeest’, en over ‘studenten-idealen’ en ‘frisschen durf’ en ‘strijd tegen sleur en conventie’ en over hetgeen onze lijst van banaliteiten in dien geest nog meer oplevert. Vervolgens wordt er zwaar gegeten en stevig gedronken door ouden en jongen, afzonderlijk en in vereeniging, ten einde den avond te kunnen besluiten met nog meer drinken op den traditioneelen ‘kroejool’. Zij, die een pleizierigen dronk over zich hebben, wijden zich daar zorgeloos en zelfs met ijver aan Bachus. En de anderen doen alsof, terwijl allen, om der wille van het goede doel, met heroïsme den kater van den volgenden morgen trotseeren. Dat is dan de Eerste Dag. In de volgende zijn, bij een rechtschapen lustrumviering, de festiviteiten in schijn meer verscheiden en gemengd van aard (zien roeien, muziekmaken, turnen, comediespelen) maar de kern is toch altijd eten en veel drinken. En vóóral veel speechen, altijd weer geestdriftig en zelfvoldaan spreken over de heerlijkheid en grootheid van het studentzijn, den moed, durf en frisschen geest des students en zijnzelfs onverpoosden strijd tegen sleur en conservatisme en philisterdom. En dat elk jaar weer, op een andere plaats, maar op dezelfde vooys, tot de zachtzinnige buitenstaander een gevoel van medelijdend afgrijzen niet onderdrukken kan,
als hij weer in de Junimaand in zijn courant de kolommen met verplicht op-