eigen gemaakte tent op het Bolwerk woonde. De omstandigheden waaronder het kind overleed, gaven aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.
Dat wil zeggen: wij zijn een ordelijke maatschappij, zelfs in deze oorlogsdagen, en zien niet graag, dat iets tegen den regel gaat. Indien men niet voldoet aan zijn geldelijke verplichtingen, eischt de orde (van den Eigendom) dat men zijn woning wordt uitgezet. En het kan ons niemendal schelen, waar iemand dan belandt, die zich aan zóó een zwaar vergrijp (tegen den Eigendom) schuldig maakte. Er is kans, dat zij omkomt - een ‘eigen gemaakte tent op het Bolwerk’ is geen paleis in October - of dat ten minste de kinderen omkomen, een of alle drie. Dat is in zekeren zin zelfs niet onbillijk. En het gaat ons in elk geval niet aan. Doch zoo'n eigenwijs mensch als deze ‘moeder’ behoeft dat rechtvaardig proces niet vooruit te loopen. Dat begeeren wij ook niet. Dat willen wij zelfs niet, omdat (naast den Eigendom) wij soms beweren, dat ons ook het Leven heilig is. Al is dit niet zeer waarschijnlijk in dezen tijd, wij beweren het toch. En zeer zeker heeft een ‘moeder’ daarop geen critiek te oefenen en consequenties te trekken. Dat kind zou allicht dood zijn gegaan, maar dan ten minste in naam der Orde, op het Bolwerk (van den Eigendom). De Orde heeft nu eenmaal van die penibele gevolgen en een kind meer of minder telt niet mee, als het om den Eigendom gaat. Maar het telt wel degelijk mee, het legt - trots zijn uitgeteerd lijkje - ineens een enorm gewicht in de Schaal der Gerechtigheid (zoo heet dat) als de moeder eigenmachtig, misschien wel uit meelij, het doodsproces verhaast heeft. Dan heet de daad plotseling moord en doet de organisatie (van den Eigendom) of zij er zeer verontwaardigd tegenover staat. Maar de ingewijden weten, dat het bloot een zaak van orde is, de orde van den Eigendom, die niet op de kleintjes letten kan, maar gaarne gerechtigheid oefent, als het haar niets kost en zij geen belang bij het tegendeel heeft.