houden en altijd slechts de helft te openbaren van hetgeen wij denken. Het is dan ook niet dan noodgedwongen, dat wij deze onthulling doen, ten einde den bona-fide lezer een sleutel te verschaffen tot het recht begrip dezer chronische afwijkingen van het richtige en dus normale. Vul immer de andere helft aan, zoo luidt de formule, en gij hebt het geheel... der waarheid.
Nu is misschien de vulgariseering van het redactioneel geheim dezer Kroniek daarom minder hachelijk, wijl het ook eenigszins het geheim van het geheele blad is, alwaar het dan vaak in polemischen vorm, onder den zinspreuk ‘hoor en wederhoor’, tot uiting komt. Niet altijd met succes, dient er bij gevoegd, aangezien het gros der menschen uit slechthoorenden bestaat. Wij onthullen hier dan ook feitelijk niets, dat niet iedereen reeds van te voren kon weten, doch niemand weten wil, dewijl men zonder vaste ideale goederen niet schijnt te kunnen leven.
Ongetwijfeld zijn er enkele ideale zaken, waaromtrent twijfel is buitengesloten. Het Heilige zal altijd heilig, het Goede altijd goed en het Misdadige altijd misdadig zijn, Godlof! De moeilijkheid begint eerst bij de bijzondere gevallen en dat wordt niet altijd voldoende beseft.
Daarom heeft een wijze redactie deze rubriek van het chronisch fragmentarische ingesteld, als een Beeld des Levens en wijders opdat een Begenadigde Heer van middelbaren leeftijd, P.G., scribent van Vak en Vocatie, den argloozen voorbijganger beleefdelijk attent zou maken op het groot moeras van onzekerheid, dat diens onvaste oogenblikkelijke werkelijkheid van het ideaal der eeuwige vastheid gevaarlijk scheidt. En de niet onvermoede ervaring bij deze werkzaamheid is dat de voorbijganger geregeld boos wordt, als iemand die liever niet weten wil en zijn eigen lichtzinnigen gang gaat.
Maar is daarmee onze arbeid veroordeeld? Is het niet integendeel onze heilige plicht op den ingeslagen weg voort te gaan en de gewetens te wekken tot besef hunner dwazen