Ad Interim. Jaargang 4(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 165] [p. 165] Altostratus mysticus De wind schudt aan de rhododendrons en de seringen en dat schijnt alles, wat hij vermag. Maar ik wil winden hooren, die breed kunnen zingen den langen nacht en den nog langeren dag. Ik spreek al lang met die bijzondere boomen, waarbij 't zoo goed te luistren is in 't licht. Ik spreek alleen over de dingen, die komen en nog niet hebben masker of aangezicht. Die met de maskers, ja, dàt zijn de besten, dan lach ik mij nog eens voor lang een ziel, spelend met hen de dagen, die nog mij resten een geestig spel ‘en face’ en ‘en profil’. Mejuffrouw de Eeuwigheid, ik heb zooveel geleden en aan mijn hersens puncteert een verdriet niet weg de nevels, die er om gegleden zijn, sinds ik mis de winden met het eeuwigbreede lied. Het wordt weer stil met mij. Die grijze ellende druipt uit mijn haren in mijn dierbaar hoofd. Ik ben mijn kind weer, dat door duistre bende werd uit het huis der roode zon geroofd. Pierre Kemp Vorige Volgende