Ad Interim. Jaargang 4(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 164] [p. 164] Ontmoeting met het onbegeerde beeld Midden tusschen de korenvelden sta 'k en luister hoe de wind in de aren ruischt, tot ik het wonder van de stilte raak en héél de halmenruizel lijkt verhuisd. Maar reeds schrijdt er een stoet aan en 't gerucht schijnt niet van groote voeten, neen, een klein getrippel komt van overal en een vlucht van witte vlinders valt als een gordijn van uit de blauwe hemeldiepten aan op mij, die korenbloem en klaproos denkt. Ik heb de kinderen nooit kwaad gedaan en altijd samen met hen vaan gezwenkt. Wat willen zij? Sta ik soms in hun brood? Ik eet niet veel en de aren zijn mij spel; muziek als ik in geestelijken nood ben en mijn onrust aan de lucht vertel. Het wordt weer stil. De halmen deinen zacht den hemel nog meer blauw en onbegrensd. Ik duizel voor een onbekende macht! Heb ik de kindren dan soms tòch verwenscht? Pierre Kemp Vorige Volgende