Wie overigens meent, dat de strijd rond Multatuli langzamerhand geluwd is, vergist zich niet weinig. Het heeft er tenminste veel van weg, dat de voorspellingen van sommige herdenkers, bij Multatuli's 100sten geboortedag in 1920, niet bewaarheid zullen worden. Zoo constateerde b.v. de socialist J. Saks, in het maandschrift ‘Groot Nederland’ van October 1919: ‘Hij is uit den tijd en begon langzamerhand in 't vergeetboek te geraken; nu wij ons gaan herinneren, dat weldra een eeuw geleden Eduard Douwes Dekker geboren werd, wordt het ons duidelijker dan ooit hoe ver het sterfjaar van Multatuli reeds achter ons ligt.’ Maar in 1937 moest de heer Saks bekennen, dat ‘sommige teekenen erop schijnen te wijzen, dat Dekkers populariteit weer wassende is.’ De pater-jezuiet H. Padberg wist het echter nog beter en beweerde in 1920:’... heeft het eeuwfeest van Multatuli's geboorte zijn vereering nog in leven gevonden, het eeuwfeest van zijn dood... zal niet meer gevierd worden.’ In godsnaam dan! Doch zeker is het, dat de meeste Nederlanders nooit van den heer Padberg hebben gehoord en mocht hij al overleden zijn, dan zal ook niemand zijn naam meer noemen, of het moest zijn in verband met Multatuli, wiens nagedachtenis - de herdenking van 1937 diene tot bewijs - nog altijd stof voor boeken, brochures en uitvoerige krantenartikelen levert.
Het is intusschen met de Multatuli-waardeering hier te lande zonderling gesteld. Vroeger - d.w.z. na het verschijnen van den ‘Max Havelaar’ in 1860 - werd, van een bepaalde zijde, elke gezagsvermindering in Indië bij voorkeur aan den ‘noodlottigen’ invloed van dat boek toegeschreven. Nu - dat beteekent zoo ongeveer: na Linggadjati - kan men Multatuli soms aantreffen onder de koloniale grootheden, in het illustre gezelschap van menschen als J.P. Coen en Van Heutsz. Maar men meene toch vooral niet, dat zij, die zulke combinaties uitdenken, ook voor het