Ad Interim. Jaargang 4(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Sonnet Eenmaal als dit blad vergeeld zal zijn, De bloemen die wij plukten lang vergaan, Zul je verbijsterd voor je spiegel staan. De kam, die door je haren glijdt doet pijn. Weer bloeit de meidoorn en weer geurt jasmijn, Weer zie je langs de sloten reigers staan, Hoor je in de verre wei de koekoek slaan. De wind zingt langs de weg zijn traag refrein. Je zult dan weten, dat je bij wat rest, De bloemen en de vogels en de wind Geen drijfkracht meer tot nieuwe daden vindt, Het eigen hart, het werd een vreemd gewest. Bitter verlangen huist er en de dood Klimt als een ster bij 't schrijnend avondrood. Jan Spierdijk Vorige Volgende