Ad Interim. Jaargang 4(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] De dichter en god Pan Is Pan dan dood? Men zegt van wel. Althans hij Is dood voor wie niet meer in hem gelooft. Doch soms, een zomeravond, als ik 't hoofd Ten venster uitbuig naar de heide, danst hij Voorbij. Zijn schaduw valt tegen den gevel Van mijn wit huis, zijn spitsgehoornde kop Glijdt langs de muurroos. Dadelijk daarop Is hij weer heen, alsof hij in den nevel Was opgelost die uit de heide stijgt. Des nachts is onder 't firmament, dat zwijgt, Een snorren en een gonzen en een zoemen. Ik weet: 't is Pan - doch zal zijn naam niet noemen. Ik vrees: men hing hem aan mijn venster op Als men hem vond, met zijn gehoornden kop Dauw-nat en geel van 't stuifmeel van de bloemen. J.J. van Geuns Vorige Volgende