Ad Interim. Jaargang 4(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Tijd en leven to one waiting Als 'k aan kasteelen denk die halverwege Zijn op de helling van een berg gebouwd En andere die zuidelijk zijn gelegen Aan 't meer welks water in den avond blauwt, Gaat er opeens een wonderlijk verlangen Door 't hart, dat moe is van zijn stillen strijd, Naar heldendom, vereeuwigd in gezangen En leven, onaantastbaar voor den tijd. Ik buig mij naar den tooverspiegel over Waaruit een vreemd gelaat mij tegenlacht. En 't is me als zoek ik onder ruischend loover Een weg door 't dichte bosch in diepen nacht. Ik weet een wachtend tot het bladgewiegel In slaap ons zingt in 't overoude slot. Doch 't beeld vervaagt zich in den kleinen spiegel Weldra, - die het geheim borg van mijn lot. Ik kan het denkbeeld nimmermeer verliezen Dat Leven is hetzelfde als eeuwigheid En warmte als Leven en dat met bevriezen En sneeuwen vergelijkbaar is de Tijd. Nog zie 'k de weide waar de bloemen stonden, Nat van den dauw die in den nanacht viel. - Ons blijft het lied der wegen, eens gevonden, En altijd droomend is de wereldziel. J.J. van Geuns Vorige Volgende