Ad Interim. Jaargang 3(1946)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 517] [p. 517] De baadster Naar u gaan mijn gedachten, Nu ik de laatste nachten Denk aan wie mij verliet. Want gij zijt hunkerend, nergens vandaan Aan de rivier ontstegen, uit de zomer ontstaan; Geur zijt gij, het vuur Der beuken, het trillend riet Onder het verblindende azuur; Rillend zijt gij van jeugd en kleur En even stralend naakt als de natuur, Gij schepping van het landschap, element Dat nog ontbrak, Gij bloeiende figuur in 't gras, Gij spiegelbeeld van al wat zij niet was: Maagdelijk, volkomen schoon en onbekend. Alfred Kossmann Vorige Volgende