Ad Interim. Jaargang 3(1946)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 352] [p. 352] Besluit Mijn God, waarom nog steeds te wachten op wat niet kwam, noch komen zal: de klank der stem, in speelse val, de harde ogen, en de zachte golving van 't haar, het soms verachte parfum van bloeme' en scherpe gal (zo vreemd vermengd), de schaduwval rondom de mond wanneer zij lachte. Zij is niet waard dat zich mijn denken nog om haar weeft; de tijd verstrijkt in nut'loos nietsdoen. - Haar te krenken wordt nu het enig tijdverdrijf, dat mij, verhard in eenzaamheid, voldoening nog zou kunnen schenken. Con Schröders Vorige Volgende