Ad Interim. Jaargang 3(1946)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 199] [p. 199] Aan de slapende Gij slaapt naast mij, vergankelijk maar goed, want al het liefs dat de aarde ons heeft geboden aan vruchten en aan vreugden van 't gemoed wacht mij in u, en niets is mij verboden; gij zijt het simpel, rustig paradijs, waarvan mijn lust de grens weet en het duren, gemeten naar de menschelijke reis langs droom en dood en enkele klare uren. Ik lig en denk aan wat ons blijft en rijpt in dezen lentenacht onuitgesproken, wat 't hart verlangt en wat de geest begrijpt, maar dat ons lot voor morgen houdt gedoken. Het is geen vrees noch welke troeble drift die mij hierom wat weemoed zullen geven. Ik ben een hand, gij zijt mijn schoone gift, vergankelijk maar goed want 't ware leven. Karel Jonckheere Vorige Volgende