Ad Interim. Jaargang 3(1946)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 198] [p. 198] De ledige Eén zomer en één herfst vroeg Hölderlin Om den gerijpten zang in aan te heffen, Eer hem de pijl van 't zwarte lot zou treffen En hij den god, die hem versloeg, zou zien. Dit is van de verhevenen. Misschien Deed hem een voorgevoel duister beseffen, Dat hij weldra moest heengaan uit het effen Bestaan naar waar des levens gronden vliên. Zoo ben ik niet. Voor mij was het gedicht Nooit anders dan een uit gebrek onthullen Van wat mij 't gierige leven derven deed. En als ik tot het lot één bede richt Is het: wil dit leeg hart nog eenmaal vullen, Dat niet beminnen daaglijks sterven deed. J.C. Bloem Vorige Volgende