Ad Interim. Jaargang 3(1946)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] Voorbij Door wilgenloover, glanzend, glanzend bewogen, suizen de milde wereldsche vleugen van streelende zomerwind, halmen en twijgen omspelende, stroomend in Hollandsch azuur, door meeuwen bevlogen. Het water, zoo blauw en zoo goed voor genietende lijven, verspoelde een weelde langs soepel zich rekkende leden. Wij waren van zomer loom en van zomer tevreden; Koel was het gras, en wij konden hier úren blijven, zoolang als wij wilden: de middag was wijd, een eigen gebied in den tijd, dat met avond niets had te maken. De school lag ver in een stad, waarvan wij de daken - - staande - wel glinsteren zagen in 't zomersche zwijgen. Ons lachen, het licht dat ons dansend bewegen bescheen, de kleurige kano's in 't water, het doffe, gesmoorde ploffen der boot, dat de vrede geenszins verstoorde, ons voelen, ons lichaam: voorbij, voorbij en verdwenen... Waarheen? Rudolf Escher Vorige Volgende