Ad Interim. Jaargang 3(1946)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 118] [p. 118] Droomherinnering 'k Ben in de schoonheid diep verdronken Van golvend water, suizend riet: Mijn wankel bootje was gezonken, En toen zong ik een scheppingslied. Temidden varens, hooggesteelde Paars-vloss'ge bloesems, lelieën geel En wit in torenhooge weelde. Ik zwaaide mij van steel tot steel. Het riet was plotsling zonnig koren; Ik zwom en juichte op mijn zij, 'k Blies als een Triton op een horen, Precies zooals in Gorter's Mei. 'k Dacht scherp: dit hoogtepunt moet duren: Muziek zonder een mol of kruis. Ik telde: 't duurde duizend uren; Toen voelde ik mij veilig thuis. Mijn hoorngeschal liep over 't water Tot 't eindloos stil werd, leeg en vlak. En ik dreef eeuwig op dat water, Laag onder 't hooge hemeldak. Johan de Molenaar Vorige Volgende