Ad Interim. Jaargang 3(1946)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] De klok Op de smalle schoorsteenmantel heeft Mevrouw de Meurs-van Kantel Naast het innig bruidsportret, lang geleên, mij neergezet. Lang geleên; zij nam de sleutel draaide hem... het zacht gereutel knorde uit mijn linkermond tot ik opgewonden stond. Van dit tijdstip tel ik d'uren tussen de verkleurde muren als klein muntgeld voor haar uit tot de som volledig sluit. Dan zal ik naar oude wetten ook mijn hart stil moeten zetten, met een krak; ‘plots bleef hij staan’; nog één: ‘om nooit weer te gaan.’ Ach! dit stamt uit sprookjestijden, toen de hond, de klok, de meiden stierven van de weeromstoot, lof der trouw tot in de dood. Fiffi zit met loense blikken grommend aan zijn kluif te bikken en de meid zucht opgelucht bij Mevrouw haar laatste zucht. En ik op de schoorsteenmantel van Mevrouw de Meurs-van Kantel voeg mij gaarne in hun koor, knerp eens zachtjes en loop door. Jan H. de Groot Vorige Volgende