Ad Interim. Jaargang 2
(1945)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 233]
| |
Nocturnes IDe hemel heeft vanavond slecht verduisterd.
De wind zit op de torentrans en luistert
De hartsgeheimen van de sterren af.
De maan speelt haasje over met de huizen.
| |
Nocturnes IIHet meisje op de theemuts probeert mij te
Verleiden en kijkt me bedroefd-verwijtend
Aan als 't niet op haar invitatie inga,
Maar met mijn voet figuren op 't tapijt trek.
| |
Nocturnes IIIWat is de nacht nu bovenwerelds stil.
Alleen een uil lacht ergens, lang en schril.
De sterren hangen in de populieren.
De maan gluurt schuchter door haar wolkenbril.
| |
Aan de kritiekZoals wanneer alvorens af en toe
Een bakvis naar een bal mag van haar moe
Zij hoopt dat elkeen haar het hof zal maken,
Zo zend ik U mijn nieuwe verzen toe.
| |
SplengleriaansEn als het avondland zou ondergaan
Met links een glimlach en met rechts een traan,
Dan komt er ergens wel weer 'n ochtendland
Waar men ook naar de bioskoop kan gaan.
| |
[pagina 234]
| |
Vroege zomerIk staar naar buiten waar op 't kleine grasveld
Een meisje met een zeilbroek aan de was telt.
Zij zingt dat men moet fluiten bij zijn werk.
De hemel draagt vandaag zijn gele dasspeld.
| |
MarktkoopmanHij heette Sjaak, en stond met scheermesjes
En noga op de markt. Hij droeg een fez
Van rode bokkebaai, waarop in geel
Zijn naam stond geborduurd, wat slordigjes.
| |
Bescheiden ideaal'k Zou in zo'n Kerstkaarthuisje willen wonen,
Waar elke ochtend de roodborstjes komen
Ontbijten op 't besneeuwd balkon, waar ik
Lui en voldaan van Stientje lig te dromen.
| |
Eerste lenteIk proef de lente in de lucht en loop wat
Rond in de stad, veins vandaag zelfs geen boodschap.
De zon speelt krijgertje op de rivier.
Het leven draagt een anjer in zijn knoopsgat.
| |
SanatoriumuitzichtMen staart maar naar die eeuwiggroene dennen,
Die mij gelukkig niet meer willen kennen
Sinds ik tegen mijn buurman heb beweerd
Dat ik maar niet aan Gulbranssen kan wennen.
| |
Marathon dansHet boertje en boerinnetj' op 't behang
Dansen, dag in dag uit, al zes jaar lang
Een Schotse polka. Hun vermoeide blik zegt:
Het duurt zelfs voor een polka veel te lang.
| |
[pagina 235]
| |
Moderne kunstDe blauwe zomerhemel is verlucht
Met de krijtteekening van een grote vlucht
Vliegende forten, die, op weg naar Duitsland,
Zijn pikturale neiging heeft gelucht.
| |
Vrome wensIk zou zo gaarne de modernste dichter
Van Nederland zijn, en als 't kon de stichter
Van een of meerdre fonkelnieuwe ismen.
Ik reken dit tot mijn voornaamste plichten.
| |
ZomerDe zomer draagt vandaag haar schoonste tooi,
Alsof z'een man zoekt. Ik lig lui in 't hooi
En droom een beetje van een andre vrouw,
Die ik veel liever vind en net zo mooi.
| |
AdviesZit ge tot aan Uw nek in de misère,
Neem dan de verzen van Apollinaire,
En leer glimlachen om Uw lot, dat niet
Zo tragies is als ge wel meent, m'n Waerde.
| |
Goal'n Voorzet van links ineens door op de slof,
De keeper maakt een wilde luchtsprong of
Hij door een tarantula wordt gebeten.
Het net ruist als een taften baljapon.
| |
La muse en hollandeDe dichters zelfs zijn hier zo bar serieus.
‘Geen glimlach in je werk’ lijkt wel hun leus.
Ik mag juist graag wat met mijn Muze spelen;
Soms neemt zij mij, soms ik haar bij de neus.
| |
[pagina 236]
| |
Het haasjeHet haasje luistert roerloos alsof hij
Ver weg een wals hoort spelen van Chopin.
Maar 't blijkt het blaffen van een hond te wezen,
Zodat hij haastig in zijn hol verdwijnt.
| |
ZomermiddagTwee koolwitjes zitten elkander na
Boven een bed hooghartge dahlias.
Een hond ligt er verwonderd naar te kijken.
Straks gaat hij het vertellen aan zijn baas.
| |
De face-a-mainslangDe face-à-Mainslang schuifelt koninklijk
Door haar domeinen; haar hautaine blik
Loert spiedend rond of allen haar wel groeten,
Wie 't nalaat wordt ter plaatse doorgeslikt.
| |
De inktpotvisDe inktpotvis zwemt treurig door zijn pot.
Hij zucht en steunt om zijn verganklijk lot.
Twijfel knaagt aan zijn wankelmoedig hartje.
Nu zingt hij weer: ‘Nearer to Thee, My God.’
|
|