Constant van Wessem
Uit mijn journaal
Bij het lezen van deze gedeelten uit mijn literaire dagboeken lette men op de dateering. Het zijn geen beschouwingen achteraf. Waar noodig heb ik er een aanteekening bij geplaatst.
8 Oct. 1936. Hedenmiddag is Slauerhoff naar zijn laatste rustplaats geleid.
Een herfstachtige, maar heldere dag. Een lange stoet van belangstellenden verliet te Driehuis-Westerveld, de halte tusschen Haarlem en IJmuiden voor de bezoekers van het crematorium, den electrischen trein. Kunstenaars en tot hun kringen behoorenden, literatoren, schilders, uitgevers - ik zag o.a. A. Roland Holst, Bloem, Menno ter Braak, Jan Engelman, Jo Otten, Wim Schumacher, de uitgevers Stols en Zijlstra (van Nygh en v. Ditmar) -, maar ook niet-kunstenaars, onbekende particulieren, die op de een of andere wijze in betrekking tot hem hadden gestaan en er nu prijs op stelden hem het laatste uitgeleide te doen. In het gebouw van het crematorium nam, voordat de kist daalde, slechts een der aanwezigen het woord, Dr. Hans Feriz, een arts, vriend van Slauerhoff sinds diens studiejaren en geen letterkundige. Hij sprak niet van den dichter, hij sprak enkel van den vriend.
Er is mij dien middag gevraagd: waarom voerde geen der aanwezige literatoren het woord bij het graf?
Antwoord: Omdat zij het als een onmogelijkheid voelden de diepe aandoeningen, die zij ieder voor zich van zijn persoon en zijn werk hadden ondergaan, in den vorm van de gebruikelijke toespraak uiting te geven juist hier, aan den groeve