uitvlakken van een jong leven, dat opgelost, geen spoor, geen laatste herinnering had achtergelaten, een leegte slechts, die hem met angst vervulde meer dan met verdriet, omdat hijzelf het had kunnen zijn, omdat, bij nader inzien, hijzelf het schier was.
De nu zoo spoorloos verdwenen man had de plaats zijner inwoning verlaten, omdat hij deze niet veilig achtte, een alleszins redelijke voorzichtigheidsmaatregel, in kalm overleg genomen, in het besef, dat ook elders de dood hem kon treffen, doch in de overweging, dat men hem niet meer kansen moet geven dan hij verdient. De dood echter, verdient alle kansen en de mensch geene, dat was ook nu weer gebleken, en zoo kwam het dat de te laat verschenen vriend onder het doffe plompen van de aarde op de inhoudslooze kist en de holle woorden, die er aan vooraf gingen geen weg wist te vinden uit den kringloop van zijn gedachten, waarvan deze hem voorschreven zich te bergen zooveel het in zijn vermogen lag, omdat de overtuiging een eendagsvlieg te zijn den mensch in elk opzicht een groote verantwoordelijkheid oplegt, terwijl gene hem waarschuwde niet méér aan zijn leven te hechten dan het waard was. Doch als de wijze, waarop men denkt te sterven de sfeer bepaalt waarin men zal leven, hoe ondraaglijk onbestemd was dan het werkelijk einde, als men uiteengereten werd als een hond, of neerschokte in een kogelstoot of wegdreef in zijn bed.