Ad Interim. Jaargang 2(1945)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] [Ad Interim, 1945, nummer 6] Gabriël Smit Rondeelen 1 Om wimpers, teeder toegeloken, om perzikdons van hals en keel, om zooveel meer, onuitgesproken, aan warmte, welving en fluweel, o schaal van duizeldiepe roken, bebloesemd voorjaar, lustjuweel, - acht, nooit kan worden uitgesproken welk lied ik in uw loover speel - om alles, mild in u verdoken, om schaduw, golfdal en struweel, heb dank, - ook om dit klein, gebroken geheimwoord, stamelend ontloken aan perzikdons van hals en keel. [pagina 162] [p. 162] 2 Sterren, sterren, dekt uw luister, nachtwind, houd uw adem in: diep in ons behoedzaam duister vindt een wereld haar begin. O, het allerprilst gefluister schendt haar ongeschapen zin, ijler dan der sterren luister, - nachtwind, houd uw adem in. Stiller dan de maanzee ruischt er droom van goddelijk gewin; diep in een onmetelijk duister wint ons leven scheppings luister, - nachtwind, houd uw adem in. [pagina 163] [p. 163] 3 Najaarsgloed van uw haren, Octobersmaak van uw mond, - ik proef uw bedwelmend zwaren wijnsmaak tot in den grond en stormende opgevaren - o, telkens gescheurde wond - daalt in uw koele haren de koorts van mijn wilde mond. Zomervuur, niet te bedaren, zinderend bloedverbond, - donkerder fonkelt de zware najaarskleur van uw haren tegen den wintergrond. Vorige Volgende