Ad Interim. Jaargang 1(1944)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] Jan H. de Groot De scheiding Dit heimelijk toeschikken naar mijn zijde is zo vol maatloos hunkren en verlangen, dat het mijn driften slaat tot een bevangen ademen en aarzling om 't ontwijden. Tot deze spanning pijn wordt en 't omvangen van heel dit lieve lijf een wild verblijden. Wie zal, dan God, ons eénzijn kunnen scheiden, nu w'in elkanders hart zijn opgevangen? Je adem hijgt en geurt naar bitt're amand'len, maar valt dan stil, zoals de zomerwind, die vóór de nacht zich legt, voldaan en moe. En als de slaap ons vleiend komt bewand'len is ieders toekomst eender. d'Ochtend vindt ons met de ruggen naar elkander toe. Vorige Volgende