Ad Interim. Jaargang 1(1944)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] [Ad Interim, 1944, nummer 3] A. Roland Holst De eenhoorn De mensch ging werken zonder zingen - geen weet waarom, geen weet voor wien. Onschuld en schoonheid, eerstelingen, zijn wereld's vijanden sindsdien. Hebt gij, verrukt in huiveringen, vannacht hun eersteling gezien? Hij sprong te voorschijn, stond, en rilde van drift en heldere onschuld, waar een ronde maan de sneeuw der stilte bescheen, en plots werd ik gewaar de rechte lange hoorn, die trilde van schoonheid en van doodsgevaar. Laat zoo 't gedicht geboren wezen in een besprongen nu-en-hier, wanneer - een volle droom, gerezen boven de sneeuw van het papier - de schrijfstift trilt van lust en vreezen, hoorn van dat wild, onstuimig dier. Vorige Volgende