Ad Interim. Jaargang 1(1944)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Frans Muller Nachtpauwoog De nachtpauwoog, dat woord houdt mij bevlogen Met het gestolten purper van zijn pracht. De nacht-pauw-oog, het klinkt zoo trots, zoo zacht, Zoo innig toch en toch zoo onbewogen. De nacht, de nacht, de wonderlijke nacht, Staat trots en teeder over mij geboven. Zoo warm, zoo koel, zoo staalblauw-hard en zacht. Een lief, zoo lief, zoo wonder rijk van oogen. De nacht, het lief, ik zie haar nachtpauwoogen, Zoo ongenaakbaar in hun mededoogen, Een teerheid, die zich om zichzelf veracht. En die geen zachte streeling wil gedogen Noch kus. O neen, geen handen heeft de nacht, Geen mond, alleen maar wondre nacht-pauw-oogen. Vorige Volgende