Ad Interim. Jaargang 1(1944)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Gerard van Klinkenberg Vuursteenen De bloesems tegen de lazuren lucht en om het dak de blanke duivenvlucht schijnen wel voor de eeuwigheid geschapen. Doch langzaam, tergend langzaam zwelt de vrucht. • Ga bij de duinen wonen, aan het strand, en schrijf daar uw gedichten in het zand. Wanneer uw rechter ze heeft neergeschreven, wisch ze dan uit weer met uw linkerhand. • Wie had gelijk? Christus schreef in het zand. maar Mozes beitelde zijn wet in steen. De zwakken nemen steeds het woord ter hand, de sterken leven bij den geest alleen. • Wat is de geest? Een vlam die neer wil slaan tot een kristal, gepantserd voor de tijden. Wat is de stof? Een steen die op wil staan en stralend in het wereldruim verglijden. • Oneindige onrust, waar is uw begin? Het Woord, dat immer vleesch te worden zoekt en, vleesch geworden, zijn bestaan vervloekt, tast tevergeefs naar oorsprong, doel of zin. • [pagina 29] [p. 29] Ster, bron van het eeuwig vuur. Steen, vuist die het houdt bedwongen. Woord, voor de tijden gezongen, wees tegelijk vuist en vuur. • Reik naar den hemel niet die U verleidt wanneer ge schreit, het sterreleven zonder nood of druk kent geen geluk, alleen die vreugd is vreugd die aan het leed haar spankracht meet. • De wijzen zwijgen stil wanneer zij weten: geen woord heeft ooit Uw volheid uitgemeten. Maar hoor! de dichter stemt met een verlicht gemoed zijn lier, door duizend liederen bezeten. Vorige Volgende