Acta Neerlandica 14
(2017)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |||||||||
Réka Bozzay
| |||||||||
[pagina 190]
| |||||||||
De afbeelding van de Universiteit Utrecht op een glas-in-loodraam in de aula van de Universiteit Debrecen
| |||||||||
[pagina 191]
| |||||||||
Volgens deze calculatie zouden de laatste bouwwerken en de inrichting van de Aula 138.350 pengő [oude Hongaarse muntsoort] kosten. Volgens Paczó zouden de glas-in-loodkunstwerken 15.500 pengő kosten waarvan de vijf rondboogvensters 13.500 pengő (2700 pengő per stuk) en de balkondeuren 2000 pengő (400 pengő per stuk).Ga naar eind2 De plannen werden op 8 februari 1938 voorgesteld op een vergadering waar László Ottó en Dr. Géza Say het ministerie van Onderwijs vertegenwoordigden, en verder waren er nog Dr. Sándor Csikesz, Miksa Roth, Márton Paczó, János Balázs en Zsigmond Kiss - deze laatste als griffier - aanwezig.Ga naar eind3 Wat er tijdens deze bijeenkomst werd besproken, weten we helaas niet. Maar over de bespreking informeerde de rector een dag later de minister in een brief. Aan deze vergadering namen naast de vertegenwoordigers van het ministerie ook Miksa Roth, hoofdadviseur van de regering, Károly Weichinger, architect en professor aan de School voor Toegepaste Kunst, Márton Paczó, technisch adviseur, János Balázs, architect en dr. Zsigmond Kiss, griffier, deel. Hier werd de wens geuit dat vanwege de korte tijd de universiteitsraad in een vergadering de beslissing moest nemen welke onderwerpen glas-in-loodramen en welke de muren als fresco's zouden versieren.Ga naar eind4 Leden van de universiteitsraad, allemaal professoren van de universiteit en vertegenwoordigers van de faculteiten (dr. Béla Tankó, dr. Bálint Csury, dr. Imre Révész, dr. Rezső Berei Soó, dr. Béla Szentpéteri Kun, dr. János Bodnár, dr. Sándor Csikesz), kwamen op 12 februari bijeen. In punt 8 van de vergadering bespraken ze de beschilderingen, in punt 9 gingen ze met de glas-in-loodramen akkoord.Ga naar eind5 De aanwezigen tekenden de schets van de ontwerpen.Ga naar eind6 Uit de drie dagen later geschreven brief van de rector aan de minister van Onderwijs blijkt dat de raamontwerpen de buitenlandse universiteiten (Wittemberg [sic!], Genève, Zürich en Utrecht) weergeven waarmee de hogeschool van Debrecen vier eeuwen lang de innigste banden had. Op het middelste raam zou het grote wapen van Hongarije en daaronder de oudste afbeelding van de hogeschool van Debrecen geplaatst worden. Ik heb al met de betreffende universiteiten contact opgenomen met de vraag om afbeeldingen van de universiteiten te bezorgen.Ga naar eind7 Volgens de eerste plannen zouden de ramen beelden van de universiteitsgebouwen, de steden en in het geval van Zürich het kanton waar de universiteiten staan, weergeven. Beelden van de buitenlandse universiteiten omringen het wapen van Groot-Hongarije met engelen, het beeld van het | |||||||||
[pagina 192]
| |||||||||
oude Gereformeerd College, het wapen van de Gereformeerde Kerk en het wapen van de familie Tisza.Ga naar eind8 Over de bespreking hebben we helaas weinig informatie, we weten dus niet welke discussies aan de keuze van de universiteiten die op de ramen werden weergegeven, voorafgingen. De overgebleven documenten suggereren echter dat in de keuze van universiteiten snel een compromis werd gevonden in tegenstelling tot de keuze van personen wier namen op de muur van het overdekte binnenhof van het hoofdgebouw werden geschreven. Over de beslissing moest in opdracht van de rectorGa naar eind9 prodecaan Rezső Berei Soó op 24 februari 1938 tijdens de zitting van de universiteitsraad refereren. Berei Soó melddeGa naar eind10 dat het voorstel van de rector geschreven aan de minister ook de beslissing van 12 februari over de ramen en muren van de Aula bevat. Het voorstel van de referent werd door de universitetitsraad unaniem aangenomen en de brief van de rector aan de minister werd goedgekeurd.Ga naar eind11 Een kopie van de beslissing van de universiteitsraad van 24 februari werd op 21 maart naar Bálint Hóman, minister van Religie en Onderwijs, gestuurd. In deze brief vraagt de rector nadrukkelijk in de Aula niet alleen de inrichting maar ook de fresco's achter de zetels van de universiteitsraad te laten vervaardigen.Ga naar eind12 De universiteit werd in 1912 als staats- en niet als kerkelijke instelling gesticht. Wat motiveerde de beslissing van de universiteitsraad om naar de betrekkingen van het Gereformeerd College te verwijzen? De universiteitsraad noemde de eeuwenlange betrekkingen met buitenlandse universiteiten als reden waarom ze voor de besproken motieven voor de glas-in-loodramen hadden gekozen. Was de keuze voor deze universiteiten en vooral de keuze voor Utrecht correct wat de eeuwenlange academische contacten betreft? Of waren er misschien andere redenen dan de eeuwenlange betrekkingen die in de motivering werd genoemd? Volgens de traditie begon het protestantse onderwijs in Debrecen in 1538. Twee jaar eerder was dominee Bálint naar Debrecen gekomen om in opdracht van de landeigenaar van Debrecen, Bálint Enyingi Török, de stadsschool te hervormen.Ga naar eind13 De protestantse school van Debrecen werd in de volgende eeuwen een van de belangrijkste protestantse onderwijsinstellingen van het land zowel vanwege het aantal studenten als vanwege haar invloed op het Hongaarse protestantse onderwijs. Hierbij hielpen de administratieve hervormingen, de buitenlandse betrekkingen en de uitbouw van het basisscholennetwerk van het College.Ga naar eind14 Het Gereformeerd College had geen universitaire graad, kon geen doctortitel verlenen en dit maakt de buitenlandse studie van zijn studenten noodzakelijk. In de 19de | |||||||||
[pagina 193]
| |||||||||
eeuw, tijdens de retorsie van de Habsburgse politiek na de opstand van 1848/1849, onderging de school een administratieve reorganisatie. In 1850 werd een onderwijsverordening, de zgn. ‘Entwurf’ ingevoerd, die in Hongarije het achtjarige middelbare schoolsysteem invoerde naar Oostenrijks model. Dit maakte een eind aan het protestanste schoolsystem in de colleges waar de middelbare school en de academie (letteren, rechten en theologie) op elkaar verder bouwden; ze werden nu van elkaar gescheiden. De verordening sloot twee jaren van het academisch letterenonderwijs bij de zesjarige middelbare school aan en verordende het afleggen van een eindexamen.Ga naar eind15 Het voormalige tweejarige academisch onderwijs werd omgezet in een hogeschool met drie faculteiten. Het theologisch onderwijs werd voortgezet, het rechtenonderwijs bleek na een moeizaam begin toch levensvatbaar te zijn en in 1893 begon een vierjarig rechtenonderwijs.Ga naar eind16 In 1874 drongen de docenten van het Gereformeerd College aan op de oprichting van een protestantse universiteit. Dit voorstel kreeg geen unanieme steun in protestantse kringen: het kerkdistrict van Transdanubie steunde het, maar dat van voor de Tisza niet.Ga naar eind17 Om het gereformeerde lerarenonderwijs te verzekeren, sprak men over de oprichting van een letterenfaculteit op een van de gereformeerde hogescholen eerst in 1881 in de synode van Debrecen. Deze gedachte werd tien jaar later op de synode van Boedapest weer ter tafel gebracht waar men openlijk over de verdere ontwikkeling van de school in Debrecen sprak. De stad Debrecen gaf 200.000 forint voor de oprichting van telkens twee leerstoelen aan de rechten- en de letterenfaculteit. In 1892 werd er een geldinzameling gehouden in de raadzaal van het stadshuis van Debrecen voor de oprichting van een universiteit. Hier werden belangrijke fondsen gesticht, een van de donateurs was de weduwe van Mihály Hegyi, die 20.000 forint aan het College gaf om het college tot een universiteit te hervormen.Ga naar eind18 Zij was ook de weldoener die de gedenkzuil van admiraal Michiel de Ruyter achter de Grote Kerk financierde.Ga naar eind19 Hierna begon de ‘universiteitsbeweging’ in Debrecen. Met financiële steun van de stad, het kerkdistrict en de Gereformeerde Kerk van Debrecen werden zeven verdere vakgroepen aan het Gerformeerd College gesticht.Ga naar eind20 Debrecen plande zelfs de opstelling van een eigen stedelijke gereformeerde universiteit. De stad hoopte dat ze van de staat steun zou krijgen als ze zelf het grootste deel van het hiervoor nodige geld bij elkaar zou kunnen krijgen.Ga naar eind21 Ook het idee van de oprichting van een letterenfaculteit dook weer op. Dit werd aangemoedigd door graaf József Degenfeld, provinciebestuurder van Debrecen en de provincie Hajdú-Bihar | |||||||||
[pagina 194]
| |||||||||
tussen 1883-1891 en kerkvoogd van het kerkdistrict sinds 1896. Hij stelde de oprichting van de vakgroepen van een letterenfaculteit voor op de algemene ledenvergadering van het kerkdistrict in de lente van 1905. Het gereformeerde lerarenonderwijs mocht in 1908 aan het Gereformeerd College beginnen.Ga naar eind22 Debrecen en het kerkdistrict moesten inzien dat ze alleen op zichzelf konden rekenen wat de financiële bronnen en de schoolhervormingen betreft. Ze kregen geen geestelijke of financiële steun van andere protestantse kerken en zelfs niet van de meerderheid van de gereformeerden.Ga naar eind23 Daarom nam het aantal mensen toe die de oprichting van een staatsuniversiteit steunden. In de volgende jaren moesten de voorwaarden van de stichting van een universiteit duidelijk gemaakt worden. Volgens de missive van de minister van 4 november 1911 mocht aan de op te richten universiteit een faculteit theologie gestart worden, maar die moest ook gedeeltelijk door het kerkdistrict gefinancierd worden. Behalve kanoniek recht en letteren mochten hier alleen afgestudeerde theologen onderwijzen die na kandidaatstelling door de koning werden benoemd. De faculteit kreeg de noodzakelijke collegezalen in het gebouw van het Gereformeerd College. Het kerkdistrict kreeg echter geen invloed op de seculaire faculteiten. Maar het kerkdistrict werd wel verzocht om het geld dat oorspronkelijk voor de universiteitsstichting werd verzameld, aan de oprichting van een internaat voor kandidaat-leraren uit te geven. De docenten en studenten van de universiteit mochten de bibliotheek en andere wetenschappelijke verzamelingen van het Gereformeerd College gratis gebruiken. Docenten van het Gereformeerd College die voldeden aan de voorwaarden van de overname naar de universiteit, kregen een aanstelling aan de universiteit. De academische faculteiten van het Gerformeerd College werden gesloten toen de universiteit werd geopend. Als compensatie werden de feestelijke evenementen van de universiteit in een gereformeerde kerk gehouden in aanwezigheid van de universiteitsraad. Op deze manier werd herdacht dat de staatsuniversiteit vanuit het Gereformeerd College is ontstaan.Ga naar eind24 De wet over de opstelling van de universiteit verscheen in 1912 in het Landelijke Wetboek onder paragraaf 36.Ga naar eind25 De universiteit van Debrecen is uiteindelijk als staatsuniversiteit opgericht maar ze wortelde in de eeuwenoude tradities van het Gereformeerd College. Een aanzienlijk deel van de docenten van de academie van het College kreeg een baan op de universiteit. Colleges van de studenten letteren en rechten werden in het gebouw van het Gereformerd College gehouden totdat het hoofdgebouw in 1932 klaar was. Het Gereformeerd | |||||||||
[pagina 195]
| |||||||||
College en de universiteit waren van bij de oprichting van de universiteit en nog jaren nadien met elkaar verbonden. De tradities van het Gereformeerd College werden overgenomen en voortgezet aan de universiteit toen die het gebouw van het College verliet.Ga naar eind26 Toen werden knotsen nagemaakt die symbolen waren van het College waarmee in het college in geval van brand het vuur werd gedoofd (ze werden al in de vroegmoderne tijd gerundium genoemd omdat ze zo ‘zwaar’ waren, net als het gelijknamige grammaticale verschijnsel in het Latijn). Op de top van de knotsen werden figuren geplaatst die de respectieve faculteiten symboliseerden en de knotsen werden (en worden) op feestelijke evenementen bij de intocht van de universiteitsraad gedragen. De studenten van de universiteit en de gepromoveerden begonnen het uniform van het College, de zgn. toga te dragen. Op de centrale tafel van de Aula werd een versierd tafelkleed gelegd met geborduurde Hongaarse motieven die ook in de gereformeerde kerken gebruikelijk waren. Op de wanden van het overdekte binnenhof werden namen van beroemde studenten van het Gereformeerd College geschreven, in het park voor het hoofdgebouw beelden van prominente vertegenwoordigers van het Hongaarse en Debrecense protestantisme zoals de gereformeerde bisschop Péter Méliusz Juhász (1532-1572), de drukker Gál Huszár (1512-1575), de gereformeerde theoloog, filosoof en vertaler Albert Szenci Molnár (1574-1634), de Debrecense theoloog en bijbelvertaler György Komáromi Csipkés (1628-1678) gezet. Naast het hoofdgebouw werd een gereformeerde kerk gebouwd.Ga naar eind27 De universiteit probeerde dus alle visuele middelen te gebruiken om het contact tussen het College en de universiteit te laten zien. Hieruit bleek dat de universiteit zichzelf niet als een nieuwe instelling beschouwde, maar als voortzetting van een onderwijsinstelling met eeuwenoude tradities. De glas-in-loodramen van de Aula en de geplande fresco's hadden als doel deze hechte band tussen het College en de universiteit te benadruken. Volgens de beslissing van de universiteitsraad werden voor de ramen universiteiten uitgekozen waarmee het College eeuwenlange nauwe contacten had. Is deze bewering correct wat de buitenlandse contacten van het College betreft, vooral in verband met de universiteit Utrecht? De universiteit van Wittenberg was het belangrijkste universitaire contact van de Hongaarse protestanten in de 16de eeuw omdat ze in Hongarije toen geen universiteit hadden.Ga naar eind28 Wittenberg gebruikte dankzij Melanchton de modernste onderwijsmethoden van die tijd.Ga naar eind29 Vanaf 1526 tot het eind van de 17de eeuw weten we daar van 2555 ingeschreven Honga- | |||||||||
[pagina 196]
| |||||||||
ren.Ga naar eind30 Eind 16de eeuw werd er met de calvinisten gebroken en er kwamen dus steeds minder gereformeerden naar Wittenberg.Ga naar eind31 De namen van studenten die in Debrecen werden ingeschreven weten we pas vanaf 1588Ga naar eind32 daarom is het precieze aantal studenten die uit Debrecen naar Wittenberg gingen studeren onbekend in het grootste deel van de 16de eeuw. De invloed van Wittenberg op Debrecen is toch herkenbaar omdat de eerste schoolwetten van het Gereformeerd College te Debrecen op de regels van de Hongaarse studentengemeenschap (de zgn. coetus) in Wittenberg uit het jaar 1571 gebaseerd zijn.Ga naar eind33 De universiteit van Genève had tussen 1566 en 1771 alleen 91 studenten uit Hongarije van wie er 24 uit Debrecen kwamen, vooral in de tweede helft van de 18de eeuw.Ga naar eind34 Het belang van Genève is dus niet aan studiecontacten te danken maar aan zijn rol in het Calvinisme. In Zürich was er alleen een academie in de vroegmoderne tijd, de universiteitsgraad kreeg het pas in 1833. Hier studeerden 198 studenten uit Hongarije van wie er 94 uit Debrecen kwamen.Ga naar eind35 Hier waren dus meer studenten dan in Genève, maar hun aantal blijft nog steeds minder dan het aantal Hongaren in Basel (van 274 Hongaren kwamen er 114 uit Debrecen).Ga naar eind36 Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw waren hier vooral studenten uit Debrecen te vinden.Ga naar eind37 Volgens de gewoonten van de tijd bezochten peregrini meerdere universiteiten, zo werd Basel ook door de beste Debrecense protestantse intellectuelen bezocht. Vanaf de 16de eeuw werden in de Baselse stadsdrukkerijen theologische werken van Hongaren uitgegeven, en de studenten uit Debrecen hielden contact met professoren, onder andere met Jakob Christoph Beck (1711-1785).Ga naar eind38 In de 19de eeuw werd Zürich wat belangrijker, daar studeerden 14 en in Basel 9 studenten uit Debrecen.Ga naar eind39 We kunnen dus zien dat Basel een belangrijkere rol speelde in de Hongaarse maar ook in de Debrecense peregrinatio academica dan Zürich. Daarom denk ik dat Basel misschien een betere keuze was geweest voor het glas-in-loodraam dan Zürich. Was Utrecht inderdaad de beste keuze wat de Nederlandse universiteiten betreft? De universiteit van Utrecht werd in 1636 gesticht en ze was een belangrijk station van de Hongaarse peregrinatio academica. Deze universiteit was echter niet de drukstbezochte door Hongaren want dat was die van Franeker, waar volgens onze huidige kennis 1233 Hongaren studeerden. Utrecht was de tweede belangrijkste, waar we 740 studenten van Hongaarse komaf konden vinden. In het geval van Utrecht is het precieze aantal Hongaarse inschrijvingen niet bekend omdat de registraties uit de 17de eeuw niet allemaal bewaard zijn. Dit had te maken met het feit | |||||||||
[pagina 197]
| |||||||||
dat de immatriculatie in Utrecht niet verplicht was en omdat de studenten daar sowieso geen universitaire voorrechten kregen, lieten ze zich niet inschrijven, zo konden ze de lezingen van professoren gratis bijwonen. In Franeker studeerden niet alleen meer Hongaren maar ook meer studenten uit Debrecen dan in Utrecht: in Franeker 402, in Utrecht 287 Debrecense studenten.Ga naar eind40 Gezien de vroegmoderne contacten was de keuze voor Franeker voor de weergave in een glas-in-loodraam veel gemotiveerder geweest. De universiteit van Franeker werd in 1811 gesloten, maar in Utrecht studeerden ook in de 19de en 20ste eeuw nog Hongaren: tussen 1789 en 1919 in totaal 187 waarvan ook ten minste 33 studenten uit Debrecen. Dit hoge aantal Hongaren was te danken aan het Stipendium Bernardinum, een fonds gesticht in 1761 voor de steun aan studenten uit de Palts en Hongarije.Ga naar eind41 Toen de universiteitsraad van Debrecen voor Utrecht koos, werd haar beslissing niet door het aantal Debrecense studenten maar door de universitaire contacten beïnvloed die in 1938 nog steeds heel levendig waren. Ook andere universitaire documenten uit het interbellum lijken dit vermoeden te bevestigen. De Universiteit van Utrecht vierde haar 300-jarig bestaan tussen 22 en 24 juni 1936. Voor deze gelegenheid werd een vertegenwoordiger van de universiteit van Debrecen door de Curatoren en Senaat van de Universiteit Utrecht uitgenodigd. De rector van Debrecen schreef in zijn brief van 28 december 1935 aan de Hongaarse minister van Religie en Onderwijs dat hij met deze opdracht Kálmán Kállay, professor theologie, belast had, die ‘vanwege zijn Nederlandse contacten voor deze opdracht buitengewoon geschikt is.’ In dezelfde brief werd om geld gevraagd voor zijn reiskosten.Ga naar eind42 In januari 1936 beloofde staatssecretaris Kálmán Szily het geld.Ga naar eind43 De universiteit dankte voor de uitnodiging in een Nederlandstalige brief en deelde mee dat professor Kállay naar Utrecht werd gestuurd.Ga naar eind44 De felicitatie werd in het Latijn geschreven, vertaald door professor Jenő Darkó. Laten we naar de originele felicitatie kijken om te zien hoe in Debrecen over de contacten met Utrecht werd gedacht: De Hongaarse Koninklijke István Tisza Universiteit van Debrecen stuurt haar hartelijkste felicitaties aan de Universiteit Utrecht die haar 300-jarig jubileum viert. Ter gelegenheid van dit jubileum herdenken wij de grote zegen die de Hongaarse wetenschap drie eeuwen lang van de Universiteit Utrecht mocht genieten. Het jubileum van Utrecht staat onze universiteit die in het in de 16de eeuw gestichte College wortelt, bijzonder na. Onze universiteit koesterde zowel in haar oude vorm als Gereformeerd College, als in haar huidige vorm als universiteit, door haar docenten en studenten | |||||||||
[pagina 198]
| |||||||||
de nauwste contacten met de Utrechtse universiteit. Onze universiteit groet met alle warmte van haar hart het jubileum van de Utrechtse Universiteit en wenst dat zij tot het einde der tijden de wetenschap verspreidt zowel thuis als - zoals het tot nu toe gebruikelijk was - in de hele wereld. Debrecen, 21 juni 1936 In de felicitatie kunnen we twee belangrijke punten vinden. De universiteit beschouwde zichzelf als een instelling die in het Gereformeerd College wortelt, dat eeuwenoude contacten onderhield met de universiteit van Utrecht. En de felicitatie beschouwt deze contacten als de nauwste. Op grond van onze bronnen weten we dat de relatie met Utrecht inderdaad belangrijk was maar lang niet de belangrijkste door de eeuwen heen. In 1936, toen deze brief werd geschreven, waren deze contacten inderdaad de belangrijkste Nederlandse contacten vanwege de beursplaatsen voor theologiestudenten. Debrecen moest de relatie met Utrecht heel belangrijk vinden omdat de universiteit van Debrecen zich ook thuis met de activiteit van Kálmán Kállay in Utrecht bezighield. Nog tijdens zijn verblijf in Nederland schreef professor Ferenc Orsós, die ook aan de feestelijke evenementen in Utrecht deelnam, een brief aan de rector van Debrecen. Hij vertelde dat Kállay een prachtige toespraak in het Nederlands had gehouden, die door de Nederlanders met enthousiasme was ontvangen. Kállay werd zelfs uitgenodigd naar Hilversum, waar hij op 6 juli tussen 9 en half 10's avonds over de Nederlands-Hongaarse relaties mocht spreken.Ga naar eind45 Enkele dagen later kwam nog een andere brief van Orsós dat Kállay zelfs met de minister van Onderwijs sprak.Ga naar eind46 De universiteit vond het succes in Utrecht zo belangrijk dat er ook aan de faculteiten over werd verteld en aan staats-secretaris Kálmán Szily een bericht werd gestuurd.Ga naar eind47 Vanuit de Hongaarse Ambassade in Den Haag werd Kálmán Kánya, minister van Buitenlandse Zaken, op de hoogte gebracht van het succes van de Hongaarse delegatie in Utrecht, geleid door Kállay. In dit bericht stond ook dat de Nederlandse pers veel met de Nederlands-Hongaarse betrekkingen en met het Stipendium Bernardinum bezighield.Ga naar eind48 De Kállay-delegatie bracht ook het bronzen haut-reliëf mee dat de eeuwenlange Hongaars-Utrechtse betrekkingen moest symboliseren omdat in Utrecht, zoals dat in de brief van de Ambassade staat, 1800 Hongaren studeerden.Ga naar eind49 Dit haut-reliëf is nog steeds in het Academiegebouw te zien. Er staan een peregrinus, de Grote Kerk van Debrecen en de Utrechtse dom met zijn toren op afgebeeld. | |||||||||
[pagina 199]
| |||||||||
De persoonlijke deelname van Kállay aan de feestelijke evenementen in Utrecht is een belangrijk bericht vanuit Debrecen. Vanuit de resoluties van de universiteitsraad is te zien dat ze vaker uitnodigingen kregen voor jubilea van andere universiteiten, maar de universiteit moest vanwege financiële steun de persoonlijke deelname meestal afzeggen. In Utrecht was de universiteit toch door een professor theologie vertegenwoordigd, waarmee de eeuwenlange goede relatie tussen twee instellingen en de wens voor voortzetting van de goede contacten werd benadrukt. Ook andere voorbeelden laten het belang van de goede contacten zien. De universiteit Debrecen bereidde zich in 1938 voor op het 400-jarig jubileum van het Gereformeerd College. Ter gelegenheid van het jubileum werden eredoctoraten verleend. Bij de kandidaten van de theologische faculteit was er een professor uit Genève, een uit Zürich, twee uit Utrecht en een uit Halle-Wittenberg, dus vertegenwoordigers van de universiteiten die een afbeelding in de Aula hadden gekregen. Het is bijzonder opvallend dat Utrecht door twee mensen werd vertegenwoordigd, dr. H. Th. Obbink, professor voor kerkgeschiedenis van het klassieke Oosten, filoloog van Semitische talen, en dr. J. Severijn, docent dogmatiek. De twee kandidaten werden door Kálmán Kállay voorgesteld die de Nederlandse theologieopleiding goed kende. In zijn laudatio vertelde hij niet alleen over de wetenschappelijke carrière van de kandidaten maar hij benadrukte ook dat ze de Hongaarse studenten die in Utrecht studeerden altijd steunden, en Obbink ze nog tot de promotie begeleidde.Ga naar eind50 Naast de twee theologen waren er nog twee Nederlandse kandidaten voor de eredoctoraten van andere faculteiten: Hendrik Colijn, minister-president en één van de leiders van de Gereformeerde Kerk in Nederland, kreeg een eredoctoraat in staatswetenschappenGa naar eind51 en Jan Rudolph Slotemaker de Bruine, voormalige minister van Arbeid en in 1938 minister van Onderwijs, voorzitter van de Protestantse Wereldfederatie, kreeg een eredoctoraat in letteren. Hij was tien jaar lang ook professor van ethiek en sociologie in Utrecht.Ga naar eind52 De voorgedragen eredoctoraten werden allemaal aangenomen. De Universiteit Utrecht stuurde voor het jubileum een bronzen reliëf met het beeld van Johannes Calvijn op een marmeren gedenkplaat met een bronzen opschrift.Ga naar eind53 Pierre Nora schrijft dat de herinnering in waarneembare dingen wortelt:Ga naar eind54 in de plaats, in de geesten, in beelden en in voorwerpen. We kunnen zien dat de Universiteit Debrecen zichzelf niet als een nieuwe instelling beschouwde maar haar wortels terugvoerde tot het eeuwenoude Gerefor- | |||||||||
[pagina 200]
| |||||||||
meerde College. Deze contacten probeerde ze bewust in visuele componenten en in het netwerken laten zien. We kunnen hier ook aan de visuele weergave van eeuwenoude contacten denken die door de glas-in-loodramen werden uitgedrukt. De herinneringsplaatsen bewaren wat vanuit het herinnerende bewustzijn in een geschiedenis overgebleven is waar dit herinnerende bewustzijn niet meer bestaat maar de wens ervoor nog wel,Ga naar eind55 schrijft Nora. Het bewaren van herinneringen speelde inderdaad een belangrijke rol in de visuele weergave van de voormalige contacten van Debrecen. Maar de vraag rijst: was de herinnering aan het verleden het enige motief van de creatoren? Ik denk dat het hier niet alleen om de herinnering gaat, maar dat deze ramen ook veel over de herinnerenden en hun motieven vertellen. Het is namelijk niet helemaal waar dat universiteiten als motieven van de glas-in-loodramen werden gekozen vanwege de eeuwenlange contacten. De keuze werd veel meer gemotiveerd door de contemporaine belangen: de wens om met deze universiteiten goede contacten te houden. Dit geldt vooral voor Utrecht. In het interbellum deed Debrecen alles om de goede relaties met Utrecht te bewaren. Eén van de belangrijkste redenen was dat Utrecht vanaf de 19de eeuw de belangrijkste Nederlandse bestemming voor de buitenlandse studie van Hongaren werd. Het raam waarop in Debrecen de universiteit Utrecht werd geschilderd was een herinnering maar tegelijkertijd ook een heel bewust gebaar van de tijdgenoten aan Utrecht om de contacten met de universiteit aldaar nog hechter te maken. Deze contacten werden nog sterker gemaakt ook door de persoonlijke deelname van een Debrecense theoloog aan het 300-jarig jubileum van Utrecht en door de eredoctoraten verleend aan Utrechtse professoren. | |||||||||
[pagina 202]
| |||||||||
Bibliografie
| |||||||||
[pagina 203]
| |||||||||
| |||||||||
[pagina 204]
| |||||||||
| |||||||||
Archivalia
|
|