Acta Neerlandica 14
(2017)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |||||||||||||||||
Orsolya Réthelyi
| |||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||
In 2015 verscheen in Nederland een rijk geïllustreerd kunstboek met de titel Nassau en Oranje in gebrandschilderd glas 1503-2005, waarin gebrandschilderde ramen verzameld zijn, met afbeeldingen van leden van het koninklijk huis.Ga naar eind1 In dit album ontdekt de geïnteresseerde lezer een prachtig gedenkraam, met een curieuze iconografie. De Hongaarse vakliteratuur weet weliswaar iets over het bestaan dit kunstwerk - meestal wordt het vermeld als het werk van Miksa Róth -, maar als er al over geschreven wordt verschijnen meestal onnauwkeurige gegevens, zonder reproductie. Vaak wordt er ook nog aan toegevoegd dat het gezochte voorwerp niet te vinden is. Het venster heeft de titel Het Hongaarse Raam en is in het fotoboek met een paginagrote afbeelding weergegeven, vergezeld van een beschrijving in anderhalve bladzijde. Wanneer we deze beschrijving lezen blijkt overigens dat - ook al stonden de auteurs meer gegevens ter beschikking - de informatie erover in de Nederlandse vakliteratuur ondanks dit alles even onvolledig en onnauwkeurig is. Het lijkt erop dat in de herinnering van beide volken het hoe en waarom van deze schenking verbleekt is. Het is dus de moeite waard om deze representatieve kunstschat te onderzoeken, niet alleen vanwege zijn kunstzinnige en cultuurhistorische waarde, maar ook omdat het eruit springt als een voorwerp dat op verschillende niveaus en met verschillende middelen verwijst naar de eeuwenlange Nederlands-Hongaarse contacten. In wat hierna volgt probeer ik het ontstaan van dit gedenkraam in zijn historische en culturele context te plaatsen; ik beschrijf de weg van dit raam van Hongarije naar Nederland en ook de rol van de betrokken bemiddelende personen en instellingen. Op die manier wil ik het culturele transfer-proces laten zien, dat leidde tot zo'n opvallend voorwerp in het Nederlandse koninklijke paleis, waarin de weergave van de Hongaarse geschiedenis, beeldende kunst en literatuur belichaamd zijn. | |||||||||||||||||
De actuele herinnering: de beschrijving in de Nederlandse catalogusVolgens de beschrijving in het kunstboek van 2015 ontving koningin Wilhelmina het 202x137 cm grote raam in 1923 van de Nederlands-Hongaarse Vereniging in Boedapest ter gelegenheid van haar 25-jarig regeringsjubileum als dank voor het feit dat Nederland na de Eerste Wereldoorlog in zo grote getale Hongaarse kinderen opving.Ga naar eind2 | |||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||
De zogenaamde ‘Hongaarse raam’ (1923) in het Paleis Noordeinde, gemaakt na het ontwerp van de kunstschilder Sándor Nagy in het atelier van Miksa Róth in Boedapest, onder leiding van László Gyermek (Koninklijke Verzamelingen Den Haag, objectnummer MU/13131)
| |||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||
Volgens de beschrijving in het boek heeft de beroemde kunstenaar Miksa Róth de ontwerpen voor het kunstwerk gemaakt, de uitvoering is het werk van een zekere SN, achter welke initialen vermoedelijk Sándor Nagy schuilgaat, de medewerker van Róth. Op het raam is koningin Wilhelmina afgebeeld in Friese klederdracht, waarvoor de kunstenaar waarschijnlijk een in 1905 gemaakte foto gebruikt heeft, waarop de koningin in Friese streekdracht te zien is. We kunnen de koningin op het raam zien afgebeeld als de moeder van de arme Hongaarse kinderen. De kinderen brengen van rechts en van links bloemenkransen, terwijl de koningin met een beschermend gebaar de schouders van twee kinderen omhelst, die van opzij hun hoofd in haar schoot leggen. Achter de zittende figuur van Wilhelmina is het wapen van het Koninkrijk der Nederlanden zo geplaatst, dat de kroon die door twee heraldische leeuwen wordt vastgehouden precies boven haar hoofd valt. Voor het Nederlandse wapen heeft de kunstenaar trouwens de versie van vóór 1907 gebruikt want in dat jaar verwijderde de koningin de kroon op de hoofden van de twee leeuwen. ‘Daaronder luidt de achtregelige tekst’, schrijft de auteur van de beschrijving, en neemt de tekst zonder commentaar in de beschrijving op: Gij Hollanders, overwinnaars der zee, / In de onderste helft van het raam zijn in twee aparte kaders twee historische scenes te zien: links zien we Michiel de Ruyter, zoals dat ook blijkt uit het opschrift: ‘Admiraal De Ruyter bevrijdt de Hongaarsche / protestanten van de galeien. 1676.’Ga naar eind4 In het omkaderde gedeelte aan de rechterkant is Frans II Rákóczi te zien, in gezelschap van sierlijk geklede mannen, wat het opschrift op de volgende manier uitlegt: ‘Frans Rákóczi II ontvangt de / Nederlandsche Afgezanten. 1704.’Ga naar eind5 Tussen de twee omkaderde gedeelten bevindt zich het Hongaarse wapen met de kroon, in de randdecoratie aan de linkerkant staat het monogram van Miksa Róth, aan de rechterkant het monogram NS, in het midden het jaartal 1923. Het raam is in 1989 overgeplaatst naar een raam op de eerste verdieping in de westelijke vleugel van Paleis Noordeinde. | |||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||
De auteur van de beschrijving gaat ook kort in op de gebeurtenis van de overdracht. Volgens haar beschrijving overhandigde een klein gezelschap als afvaardiging van de Nederlands-Hongaarse Vereniging aan koningin Wilhelmina dit geschenk ter gelegenheid van haar 25-jarig regeringsjubileum tijdens een feestelijke bijeenkomst op 21 december 1923 om 17 uur in de beeldenzaal van Paleis Noordeinde. Aanwezig waren ook nog de tijdelijke gevolmachtigde van de Hongaarse staat en de schilder van Hongaarse afkomst Oszkár Mendlik (1871-1963). Professor in de theologie Gera d'Autal (sic) hield een toespraak, waarin hij uiteenzette dat Nederland nu al voor de derde keer zijn welgezindheid betuigde. Toen admiraal De Ruyter in 1676 in opdracht van de Nederlandse Staten de Hongaarse protestantse predikanten van de galeien bevrijdde, toen Nederlandse gezanten Frans II Rákóczi bezochten om hulp aan te bieden als bemiddelaars in de strijd van de Hongaren tegen de Habsburgers, zodat er eindelijk vrede zou komen in hun land dat al eeuwenlang door de oorlogen met de Turken geteisterd was. | |||||||||||||||||
Reconstructiepoging 1: het evenement...In het archief van het Koninklijk Paleis is er over dit evenement slechts een dun dossier te vinden, dat overigens een getypt exemplaar van de gehele toespraak van ‘Gera d'Autal’ in het Nederlands bevat. Het document is aangevuld met een handgeschreven toevoeging van onbekende oorsprong, waarin in het kort de omstandigheden waarin de toespraak gehouden werd vermeld zijn, en waarin de genodigden genoemd worden: ‘de Hongaarse zaakgelastigde heer Ambro d' Adamocz, Oscar Mendlik, kunstschilder, de heer Kállay protest. geestelijke, de heer en mevrouw Wendelaar: mevr. Wendelaar eene Hongaarsche’,Ga naar eind6 en tevens de twee kamerheren van de koningin. De map bevat ook nog brieven en telegrammen die te maken hebben met de afwikkeling van de gebeurtenis, bijvoorbeeld een brief van het secretariaat van de koningin geadresseerd aan Joseph Henri Felix graaf Dumonceau, grootmeester van koningin Wilhelmina. De schrijver van de brief bericht aan de grootmeester de situatie betreffende de feestelijke bijeenkomst en verzoekt dat hij daarvoor de noodzakelijke voorbereidingen zal treffen. Een interessant detail van deze brief is bijvoorbeeld dat het gedenkraam al eerder aangekomen is in de beeldenzaal van Paleis Noordeinde, maar de feestelijke overhandiging aan de koningin moest vanwege de afwezigheid van professor Antal uitge- | |||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||
steld worden. Maar nu heeft de koningin 21 december als tijdstip vastgesteld, want dan zal hij in Den Haag zijn. De brief vertelt over Antal, dat hij Nederlands spreekt, dat zijn echtgenote een Nederlandse schrijfster is, en wel de auteur van de bekende roman met de titel Vorstengunst. Het blijkt verder, dat naast Kállay, de protestantse kerkelijke afgevaardigde, volgens de plannen ook een vertegenwoordiger van de katholieke kerk deelgenomen zou hebben aan de bijeenkomst, maar die zal tenslotte niet aanwezig zijn. Verder beschrijft de brief dat de vertegenwoordiger van de Hongaarse staat zich zorgen maakte dat in het gezelschap mogelijk alleen hij degene is die in officiële Hongaarse kledij (vermoedelijk de zgn. díszmagyar) zal verschijnen, daarom verzoekt hij om toestemming om in burger te komen. Daar deze aanbieding uitgaat van een vereniging en niet eene aanbieding van Hongarije is, zeide ik, dat ik wel dacht, dat het in lange jas zou kunnen geschieden, maar dat alle details door U zouden worden geregeld.Ga naar eind7 In de telegrammen doet de grootmeester verslag van de afwikkeling van ceremonie van de geplande ontmoeting en doet voorstellen; de tijdelijke gevolmachtigde van de Hongaarse staat mag in burger verschijnen, en tevens adviseert hij dat er geen militair geleide bij de koningin zal zijn, omdat het niet over een schenking namens een staat gaat. Hij doet verder ook het voorstel dat men na de ontvangst de gasten thee kan aanbieden. De koningin aanvaardt de voorstellen, schrijft W.L. baron de Vos van Steenwijk, de kamerheer van de koningin, in zijn antwoordtelegram, en stelt het tijdstip van de bijeenkomst vast op vijf uur's middags. Tenslotte bevestigt de grootmeester in zijn telegram aan Reynoud Adolph baron van Hardenbroek, de kamerheer en ceremoniemeester van de koningin, de precieze details van het evenement. | |||||||||||||||||
... en de bemiddelaar van cultuurVoor kenners van de Nederlands-Hongaarse contacten in die tijd is het niet moeilijk om in de vreemde naam ‘Gera d'Autal’ de gestalte van een van de meest vooraanstaande personen binnen de Nederlands-Hongaarse contacten te herkennen, de in Felsőgellér geboren Géza Antal (1866-1934), de veelzijdige geleerde, theoloog, politicus, schrijver en literaire vertaler, vanaf 1924 bisschop van het Gereformeerde Kerkdistrict Transdanubië.Ga naar eind8 Antal ging in 1885 voor de eerste keer voor een studiereis naar | |||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||
Nederland, waar hij aan de Universiteit van Utrecht studeerde bij de beroemde professor C.W. Opzoomer, jurist en theoloog, met wie hij ook een goed persoonlijk contact opbouwde. In 1888 huwt hij diens dochter, Adèle Sophia Cordelia Opzoomer, bekend onder haar schrijversnaam A. S.C. Wallis (1856-1925). Wallis was in die tijd al een in brede kring bekende schrijver, ze was de auteur van talloze Nederlandse en Duitse historische romans - bijvoorbeeld Vorstengunst, een roman die zich afspeelt aan het 16de-eeuwse Zweedse hof (1883) - ze leerde voortreffelijk Hongaars en vertaalde onder andere De tragedie van de mens van Imre Madách en tal van verzen van Sándor Petőfi; ze was een voortreffelijk bemiddelaar van cultuur.Ga naar eind9 Na de Eerste Wereldoorlog vertrouwde de Hongaarse Gereformeerde Kerk in Hongarije het voorzitterschap van het Algemeen Convent toe aan Antal, met het doel dat hij op een rondreis in het Westen steun voor Hongarije zou organiseren. Tijdens de Radenrepubliek kwam hij voor een tijd in gevangenschap terecht, daarna woonde hij vanaf de herfst van 1919 meerdere jaren in Nederland, waar hij samen met zijn vrouw - door lezingen, publicaties, en door wetenschappelijke en cultureel-diplomatieke activiteiten - heel veel deed om in Nederland een positief beeld over Hongarije te laten ontstaan.Ga naar eind10 Antal was medeoprichter en vicevoorzitter van de Hongaars-Nederlandse Vereniging, die het gedenkraam cadeau deed, en waarvan het officiële blad de Hongaarsch-Hollandsche Revue verscheen, evenals de Hongaarse versie ervan, Holland-Magyar Szemle. Het is niet toevallig dat dit blad in het januarinummer van 1924 gedetailleerd verslag deed van de schenking, en de hele toespraak van Géza Antal integraal weergaf.Ga naar eind11 | |||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||
Ansichtkaart van Dr. Géza Antal, (1866-1934), bisschop van het Gereformeerde Kerkdistrict Transdanubië. Drukkerij van de Gereformeerde Theologische Hogeschool, Pápa. (Uit de verzameling van De Lage Landen en Hongarije. Onderzoekscentrum voor Culturele Transfer van de ELTE Vakgroep Neerlandistiek, Boedapest)
Ook het blad Pápai Hírlap [Nieuwsblad van Pápa] publiceert op de voorpagina de toespraak van Antal, wat eveneens geen verrassing is, omdat Géza Antal zijn middelbare school in het Gereformeerde Collegium van Pápa voltooide, vanaf 1888 was hij leraar aan het Gereformeerde Hoofdgymnasium van Pápa en vanaf 1899 professor aan de Gereformeerde Theologische Hogeschool in Pápa, vóór 1919 woonde hij hier jarenlang samen met zijn vrouw, en na zijn benoeming tot bisschop keert | |||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||
hij weer terug naar deze stad. Het is de moeite waard om zijn toespraak helemaal te citeren, omdat hij in dit gedenkraam zijn historisch-culturele programma aan de koningin laat zien: Mevrouw, | |||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||
wen, dat hij bij Prins Maurits steun zou vinden. Moge deze schilderij, met Uwer Majesteits toestemming in het koninklijk paleis geplaatst, nog vele eeuwen van de dankbaarheid getuigen, welke het Hongaarsche volk voor Nederland en zijn jubileerende vorstinne in zijn hart koestert en welke in den zegewensch uiting zoekt, leve het verhevene Oranjehuis, leve Koningin Wilhelmina, leve, leve, leve! | |||||||||||||||||
De onmiddellijk voorafgaande gebeurtenissen: het 25-jarig regeringsjubileum van koningin WilhelminaAls aanleiding van het geschenk golden de na de Eerste Wereldoorlog door Nederland (en België) georganiseerde kinderhulp-acties, dit werd benadrukt in de toespraak van Antal, in het program van de afbeeldingen op het gedenkraam en op vele andere manieren. Hongarije was een van de verliezers van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en had als gevolg van het Vredesverdrag van Trianon van 1920 veel grondgebied verloren aan buurlanden. Een groot deel van de bevolking leefde in extreme armoede.Ga naar eind12 Met de hulp van nationale hulporganisaties kwamen in de jaren 1920-1930 - volgens de gegevens van de Landelijke Kinderbeschermingsliga - 28,563 Hongaarse kinderen voor een aansterkingsvakantie bij Nederlandse pleegouders terecht. Dit vormt ook de wijdere historische context voor het evenement. Over de kinderhulp-acties hebben al velen geschreven, het lijkt me niet nodig om die opnieuw hier te bespreken.Ga naar eind13 Het is echter de moeite waard om gedetailleerder in te gaan op de nauwere historische gebeurtenis, het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina. Wilhelmina Helena Pauline Maria, prinses van Oranje-Nassau besteeg in september 1898 als 18-jarige de Nederlandse troon. Haar 25-jarig regeringsjubileum werd in Nederland met een serie feestelijke manifestaties gevierd. Al eind mei van dat jaar wordt in de Nederlandse pers in brede kring bericht over het in de maak zijnde Hongaarse geschenk, het prachtige gedenkraam. Het Twentsch Dagblad bijvoorbeeld doet al op 31 mei uitgebreid verslag over de ontwerpen, noemt ook de ontwerper en de uitvoerder, evenals de afgebeelde scenes. Het blad noemt als bron van informatie het blad van de Hongaars-Nederlandse Vereniging.Ga naar eind14 In juni verspreidt dit nieuws zich ook in de Nederlandse koloniën; de Sumatra Post doet verslag van het geschenk.Ga naar eind15 Tijdens de serie feestelijke manifestaties in september vond de overhandiging van het geschenk nog niet plaats, | |||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||
maar de koningin verwelkomt de delegatie van de Hongaarse staat. In dit verband betuigt Ferencz Adamóczi Ambró, de tijdelijke gevolmachtigde van de Hongaarse staat zijn respect. De echtgenote van de gevolmachtigde begeleidt de vertegenwoordiging van de kinderen. De journalist doet enthousiast verslag van de kleine groep kinderen die in charmante Hongaarse klederdracht een mand bloemen overhandigt aan de koningin en vertelt dat zowel de kinderen als de hen begeleidende twee leraressen Nederlands spreken. Bij de samenstelling van de groep kinderen werd ook gelet op de vertegenwoordiging van de godsdienstige gezindten, omdat het Centraal Comité voor noodlijdende Hongaarsche Kinderen zes kinderen stuurde, en het Roomsch Katholiek Huisvestingscomité er ook zes afvaardigde.Ga naar eind16 In de Hongaarse pers worden de belangrijkste leden van de afvaardiging ook met name genoemd, het blijkt dat de kinderen ‘onder begeleiding van de onderwijzeressen Sima en Matos’ aanwezig waren, en ook dat Manci Kelemen namens de Hongaarse kinderen in een korte Nederlandse toespraak de dank van de Hongaarse kinderen betuigde aan de Majesteit, die diepgeraakt haar dankwoord sprak en met elk kind enkele woorden wisselde.Ga naar eind17 De Nederlandse Koninklijke Verzamelingen bewaart nog enkele interessante voorwerpen, die eveneens verbonden zijn aan deze gebeurtenis.Ga naar eind18 Het gaat om een kanten tafelkleed met een bijbehorend in textiel gebonden en met Hongaarse kleuren versierd handschrift, dat aartshertogin Isabella (Isabella von Croÿ-Dülmen, 1856-1931), namens de Landelijke Kinderbeschermings-Liga, ter gelegenheid van het feest namens de Hongaarse kinderen en hun moeders aan koningin Wilhelmina overhandigde. Het kantweefsel was door Hongaarse dames voor de koningin gemaakt. Aan het begin van het handschrift bedanken de Hongaarse kinderen en de moeders in een met gouden inkt gekalligrafeerde in het Nederlands en in het Hongaars geschreven brief Nederland en koningin Wilhelmina voor hun hulp: Wij namen de vrijheid een klein herinneringsgeschenk te brengen uit ons verbrokkeld en verarmd vaderland [...] wij willen het eenvoudig neerleggen aan de voeten eener Moeder, die de koesterende warmte harer Moederliefde niet slechts op Haar eigen Kind of op Haar eigen onderdanen doet afstralen [...]. | |||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||
Achter de gekalligrafeerde tekst staan 48 bladzijden lang meerdere honderden Hongaarse namen van kinderen en hun ouders.Ga naar eind19 Ergens tijdens deze feestelijke bijeenkomsten moet ook de onderscheiding van Wallis, de echtgenote van Géza Antal hebben plaatsgevonden. De Pápai Hírlap doet hiervan verslag: ter gelegenheid van het regeringsjubileum van de Nederlandse koningin Wilhelmina heeft de koningin Adèle Opzoomer, de echtgenote van dr. Géza Antal onderscheiden met de orde van Oranje-Nassau vanwege haar verdiensten voor de Nederlandse literatuur.Ga naar eind20 Tegelijkertijd doen de Nederlandse bladen er ook verslag van dat er in Hongarije ook een serie feestelijke bijeenkomsten wordt georganiseerd ter ere van de jubilerende koningin. Ze schrijven, dat de Nederlandse ambassadeur Verduynen het gedenkraam bekeken heeft, in gezelschap van hoofdconsul J.P.Ph. Clinge-Fledderus en van de voormalige waarnemend zaakgelastigde, János Wettstein. De volgende dag kregen ook aartshertog Joseph van Oostenrijk en veel andere geïnteresseerden de gelegenheid om het gedenkraam te bekijken. Ze doen er ook verslag van dat er op 16 september in de Grote Zaal van het Muziekacademie een matineevoorstelling gehouden wordt ter ere van koningin Wilhelmina, georganiseerd door het La Fontaine Genootschap. Tijdens die bijeenkomst uiten talloze Hongaarse kunstenaars en intellectuelen hun respect voor koningin Wilhelmina. Graaf Kuno Klebelsberg, de Hongaarse minister van onderwijs, houdt de openingstoespraak.Ga naar eind21 De Hongaarse pers ondersteunt die berichtgeving en vult die nog aan. Zo komen we te weten dat het gereedgekomen gedenkraam tentoongesteld was in het atelier van Miksa Róth en zaterdag 8 en zondag 9 september ‘te bezichtigen was voor de vooraanstaanden uit het maatschappelijke leven en de prominenten uit het culturele leven, op beide dagen waren er echt velen die kwamen kijken.’ In een eerder persbericht vraagt de Hongaars-Nederlandse Vereniging er de aandacht voor dat ‘De in Boedapest wonende en momenteel hier verblijvende Nederlanders gedurende de hele zaterdagmorgen de glasschildering kunnen bekijken in het atelier van de kunstenaar.’Ga naar eind22 Het blijkt verder ook dat tijdens het in de Nederlandse pers beschreven bezoek van de ambassadeur op 9 september ook gouverneur Miklós Horthy de glasschildering heeft bekeken. Ter verwelkoming van de gouverneur waren aanwezig staatssecretaris Pál Petry, die de door ziekte verhinderde minister voor Godsdienst en Onder- | |||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||
wijszaken vertegenwoordigde, voorzitter István Bernát namens de Hongaars-Nederlandse Vereniging en Vilmos Neugebauer, lid van het koninklijke raadgevende bestuur. Aanwezig waren ook János Wettstein, de Hongaarse gezant in Den Haag, het hoofd van het ministerie van Buitenlandse Zaken, verder het personeel van de Nederlandse ambassade en het Nederlandse consulaat, onder aanvoering van gezant jonkheer Michiels van Verduynen, hoofdconsul Fledderus en consul Veder. [...] Staatssecretaris Pál Petry verwelkomde de gouverneur en stelde de twee scheppers van het kunstwerk aan hem voor, de kunstschilder Sándor Nagy en de glasschilder Miksa Róth, die daarna de gouverneur begeleidden naar het tweede naastgelegen atelier, waar het schilderij tentoongesteld was. De gouverneur sprak met grote erkenning over dit werk van werkelijk culturele waarde en luisterde met levendige belangstelling naar de vakmatige uiteenzetting over de techniek van het glasschilderen.Ga naar eind23 Op vrijdag 7 september verschijnt op de voorpagina van meerdere dagbladen dat de Nationale Vergadering met enthousiasme het 25-jarig regeringsjubileum van de Nederlandse koningin Wilhelmina herdacht heeft. Béla Szcitovszky, de voorzitter van de Nationale Vergadering feliciteerde de koningin voorafgaand aan de orde van de dag: Vandaag viert het Nederlandse volk met innerlijke geestdrift, enthousiasme en liefde het 25-jarig regeringsjubileum van de gerespecteerde koningin Wilhelmina. [...] De Hongaarse natie vraagt met dank en gevoelens van warme liefde aan Nederland om deel te mogen nemen aan deze vreugdedag, omdat Nederland de allerarmsten van onze kinderen als eerste omhelsde in naam van de in ware zin van het woord christelijke liefde. De edele en goedhartige Nederlandse koningin Wilhelmina en met haar het Nederlandse volk, de grootschalige hulpvaardigheid, waarmee Nederland zich inspande om het failliete Hongarije in zijn noodlijdende situatie te helpen, doet in onze ziel gevoelens van diep respect en onvergankelijke dank opwellen. Onder invloed van deze gevoelens doe ik het voorstel dat de Nationale Vergadering namens de hele Hongaarse natie de jubilerende wijze koningin op een passende wijze gelukwenst.Ga naar eind24 Veel Hongaarse en Nederlandse kranten doen verslag van de kerkelijke bijeenkomsten die georganiseerd waren ter ere van de koningin, ‘de kerken in Boedapest houden zondag een feestelijke eredienst’, ‘in de gereformeerde kerk op het Calvijn-plein in Boedapest besteedt bisschop dr. László Ravasz aandacht aan de betekenis van het feest’, in de kroningskerk in de burcht van Boeda wordt een feestelijke mis opgedragen, in de Lutherse kerk op het Deák-plein wordt een kerkdienst gehouden. ‘Ook | |||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||
het Unitarische en Israelitische kerkgenootschap bereidt zich voor om in het kader van een eredienst het jubileum van de koningin te vieren.’Ga naar eind25 | |||||||||||||||||
Reconstructiepoging 2: literatuur in de beeldende kunst...Het is niet helemaal duidelijk, waarom er nog drie maanden gewacht moest worden met de overhandiging van het gedenkraam. Tijdens de feestelijkheden in september was het al klaar en uit het materiaal van het koninklijke archief blijkt - zoals ik al eerder vermeldde - dat het ook ruim voor het evenement in december arriveerde in het Haagse paleis van de koningin en vervolgens dat de overhandiging vanwege de afwezigheid van professor Antal uitgesteld werd. Ik heb er geen gegevens over hoe het gedenkraam naar Nederland vervoerd is en wanneer precies het aankwam. In ieder geval doet de Nederlandse pers in brede kring verslag van het evenement van de overhandiging in december, vaak met nauwkeurige informatie over welke personen aanwezig waren. In de Nederlandse berichtgeving van die tijd zijn er meerdere kranten die het op het gedenkraam aanwezige vers (couplet) in zijn geheel citeren, en vermelden dat dit vers een citaat is uit het gedicht Het Hollandsche Hart [A holland szív] van de Hongaarse dichter Andor Kozma.Ga naar eind26 Het zou moeilijk zijn geweest om op grond van de tekst die op het gedenkraam aanwezig is het gedicht van Andor Kozma dat er de basis van is te identificeren en te vinden, als vanuit het verre Den Haag niet zou zijn gepubliceerd over het evenement met de nauwkeurigheid van insiders in de Dunántúli Protestáns Lap [Protestants Blad van Transdanubië] van 6 januari 1924. Hongaars eerbetoon aan koningin Wilhelmina: Ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van de Nederlandse koningin Wilhelmina heeft de ‘Hongaars-Nederlandse Vereniging’ namens de Hongaarse samenleving aan de koningin een glasschildering aangeboden, die met de vereeuwiging van twee historische scenes de Hongaars-Nederlandse historische contacten belicht. Het geschenk, dat een plek kreeg in de beeldenzaal van het Haagse koninklijke paleis, werd op 21 december door een Hongaarse afvaardiging op feestelijke wijze overhandigd aan koningin Wilhelmina. Voor de koningin verschenen: Ferenc Ambró, het hoofd van de Hongaarse ambassade in Den Haag, dr. Géza Antal, de vicevoorzitter van de ‘Hongaars-Nederlandse Vereniging’, dr. Kálmán Kállay, professor in de theologie, kunstschilder Oszkár Mendlik, W. Wendelaar | |||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||
en echtgenote Jolán Baar, die Hongaarse is van geboorte. Dr. Géza Antal sprak het eerbetoon van de Hongaarse samenleving uit. In zijn toespraak ging hij in op de lange geschiedenis van contacten tussen Hongarije en Nederland. Bij dit gedeelte van de toespraak dat over de historische momenten ging, werd de beeldenzaal verduisterd en werd de glasschildering met een elektrische schijnwerper verlicht. Koningin Wilhelmina antwoordde diep geraakt. Ze benadrukte hoezeer ze de herdenking door de Hongaren waardeert en ook de tedere kunstzinnige vorm waarin ze hun eerbetoon willen uitdrukken. Ze verzocht de woordvoerder om haar hartelijke groeten te doen aan de ‘Hongaars-Nederlandse Vereniging’, en daarmee aan de gevers die dit geschenk voor haar mogelijk hadden gemaakt. Ze las het vers van Andor Kozma voor dat op de glasschildering aanwezig is en liet zich de historische verbanden nauwkeurig uitleggen. Ze sprak haar dank uit jegens de ontwerper, Sándor Nagy uit Gödöllő en de maker Miksa Róth, en sprak met enthousiasme over de kunstzinnigheid en de kleurrijkheid van de glasschildering. Dr. Géza Antal overhandigde bij deze gelegenheid ook de uitgave van het La Fontaine Genootschap met de titel ‘Nederlandse herinnering’, waarin Hongaarse gedichten verzameld zijn die betrekking hebben op Nederland. Na de officiële ontvangst vereerde de koningin de aanwezigen met een langere toespraak, op die manier brachten ze ongeveer een uur in gezelschap van de koningin door.Ga naar eind27 De matineevoorstelling georganiseerd door het La Fontaine Genootschap aan het Conservatorium is al vermeld bij de beschrijving van de feestelijkheden in Boedapest. Vergeleken met de Nederlandse berichtgeving, waarin in de meerderheid van de gevallen naast de naam van de ontwerper van het gedenkraam ook die van de dichter genoemd wordt, bevat het verslag in de Dunántúli Protestáns Lap in dit opzicht meer informatie doordat het ook een dichtbundel vermeldt, die Antal tijdens de plechtigheid aan de koningin overhandigde. | |||||||||||||||||
... en de dichter: Andor KozmaAndor Kozma (1861-1933), dichter, schrijver, literair vertaler, journalist en politicus, was leerling op het Gereformeerde Gymnasium in Pápa, later op het Fasor Lutherse Gymnasium in Boedapest. Al als student schreef hij regelmatig en dichtte verzen, later ook feuilletons. Na zijn rechtenstudie werd hij verzekeringsagent, ook als secretaris-generaal van de grootste Hongaarse verzekeringsmaatschappij gaf hij het schrijven van gedichten | |||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||
en publiceren niet op. Naast zijn epische gedichten - waaronder zijn novelle in versvorm, getiteld Karthagói harangok [De klokken van Carthago] eruit springt - werd hij vooral bekend vanwege zijn humor. Het satirische politieke humorblad Borsszem Jankó [Jantje Peperkorrel] bijvoorbeeld publiceerde regelmatig zijn badinerende gedichten over het literaire en politieke leven. Hij ontplooide een aanzienlijke literaire activiteit, zijn naam wordt vanwege zijn poëzie uit de negentiger jaren genoemd naast die van Jenő Heltai, Ignotus en Emil Makai; hij schrijft artikelen, zijn literaire vertalingen verschijnen (zijn vertaling van Goethes Faust wordt als de beste vertaling beschouwd). De Hongaarse Academie van Wetenschappen (vanaf 1901 corresponderend lid, vanaf 1920 erelid) en ook het Kisfaludy Genootschap benoemden hem tot lid. Géza Hegedűs typeert hem met de volgende woorden: Er is eigenlijk geen passende plaats voor hem binnen de geschiedenis van de literatuur. Toch was hij niet alleen maar een goed dichter, maar in zijn bloeitijd - de negentiger jaren - zelfs een groot dichter. Maar eigenlijk hoorde hij noch hierbij, noch daarbij, en zijn beeld in de politiek gezien ook sterk verdeelde Hongaarse literatuur vervaagde op die manier, zodat voor het nageslacht slechts omtrekken ervan zichtbaar bleven’.Ga naar eind28 Het is kenmerkend, dat er vandaag de dag eigenlijk slechts een paar regels uit zijn satire vol woordspelingen met de titel Kölcsönös babér [Wederzijdse lauwerkrans] in de gemeenschappelijke literaire herinnering overgebleven zijn, maar soms worden zelfs deze regels nog aan een andere auteur toegekend.Ga naar eind29 Het is niet waarschijnlijk, dat zijn publicatie door het La Fontaine Genootschap getiteld ‘Hollandi emlék’ [Hollandse herinnering] in grote oplage gedrukt werd. Deze uitgave diende overigens tegelijk als entreebewijs: Het Lafontaine Genootschap kondigt het uitvoerige matineeprogramma aan met de feestelijke uitgave getiteld ‘Hollandse herinnering’, met daarin een portret van koningin Wilhelmina en veel gedichten. Dit programmaboekje, waarvan de aankoop recht geeft op plaatsen op de begane grond, is al vanaf vrijdagmiddag verkrijgbaar voor 1000 kronen bij de Muziekacademie.Ga naar eind30 Deze klein formaat boekjes van 16 bladzijden, die leken op programmaboekjes van de opera, zijn grotendeels verloren gegaan. Maar gelukkig | |||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||
zijn er van deze zeldzame uitgave nog twee exemplaren te vinden in Hongaarse publieke verzamelingen.Ga naar eind31 In Nederland is er echter niet één meer geregistreerd. Toch weten we dat er tenminste twee exemplaren in de Lage Landen zijn terechtgekomen, het ene werd door Antal aan koningin Wilhelmina gegeven, hiervoor ‘maakte vormgever Juliska Cserna een prachtig Hongaars-versierde omslag’, dat het Lafontaine Literaire Genootschap via de Nederlandse ambassade aan koningin Wilhelmina bezorgde. Het Genootschap stuurde een ander exemplaar naar ‘dr. W.C.A. baron van VredenburgGa naar eind32 - een Hollandse aristocraat in Den Haag, die de ijverigste en invloedrijkste patroon van de Nederlandse hulpactie voor Hongaarse kinderen was’.Ga naar eind33 De brochure opent met de foto van koningin Wilhelmina, daarna bevat het het programma van de Hollandse matinee ter ere van koningin Wilhelmina. Hieruit blijkt dat bij de op 16 september georganiseerde Nederlands-Hongaarse voorstelling veel grote kunstenaars optraden met muziek, koorwerken en poëzie. Om een paar namen eruit te lichten: aan het begin van het programma zingt de Zangvereniging van Boeda het Nederlandse volkslied, zij sluiten aan het eind het programma af met het zingen van het Hongaarse volkslied. Violist Jenő Plán en pianist Henry Wilhelmus spelen de sonate voor viool en piano van C.F. Hendriks. Mari Jászai, eeuwig lid van de Nationale Schouwburg en tevens lid van het La Fontaine Genootschap, draagt het gedicht Het Hollands hart van Andor Kozma voor. Het boekje bevat zes Hongaarse gedichten rond Nederlandse thematiek, uit de pen van Béla Vikár, Andor Kozma, Géza Lamperth, Zoltán Somlyó en Marcel Vidor. Deze gedichten werden ook voorgedragen tijdens het matineeprogramma. Daarna volgen in het programmaboekje zeven vertaalde gedichten (het werk van zes Nederlandse dichters en één Duitse), in vertaling van Béla Vikár en Marcel Vidor. De laatste speelde een uitzonderlijk belangrijke rol in de Nederlands-Hongaarse contacten, omdat hij de hoofdredacteur was van de in 1921 door de Hongaars-Hollandse Bank b.v. begonnen tweetalige Hongaarsch-Hollandsche Revue / Magyar-Holland Szemle.Ga naar eind34 Vidors vertalingen van gedichten en liederen die in deze bundel verschenen, vormden een deel van het culturele programma, waarmee de enthousiaste patroon van de Nederlands-Hongaarse contacten, Ilona Csitáry Bélané Galgóczy, die zelf ook als literair vertaler actief was, de Nederlandse cultuur populair maakte in Hongarije.Ga naar eind35 | |||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||
Cultuurhistorisch gezien is de hele brochure interessant, maar vanuit het oogpunt van ons thema springen de eerste twee verzen er in het bijzonder uit. De auteur van het eerste gedicht is Béla Vikár, etnograaf en literair vertaler, de voorzitter van de afdeling voor literaire vertalers van het La Fontaine Genootschap (1920-1940).Ga naar eind36 De titel van zijn gedicht is Koningin Wilhelmina en qua vorm is het een gesprek tussen Hungaria en de Maagd Maria. In het vers beklaagt Hungaria in een smeekbede haar bittere lot: Onze Lieve Vrouwe, vanouds onze grote beschermvrouwe / De Maagd Maria troost in haar antwoord Hungaria dat zij haar niet heeft verlaten [...] Houd moed: Kijk naar Nederland. / Het tweede vers is geschreven door Andor Kozma, met de titel Het hollands hart, waarvan het zevende en laatste couplet te herkennen is als de basis voor het Nederlandse vers dat op het gedenkraam te lezen is.Ga naar eind37 Kozma past de metafoor van de beschermende ouder ook toe, maar gebruikt dat niet voor de koningin, maar voor heel Nederland. Terwijl Vikár de bescherming van de Hongaren door de Maagd Maria vergelijkt met de zorg die de Nederlandse koningin voor hen heeft, roept Kozma het beeld op van Jezus die de kinderen bij zich roept als parallel met de Nederlandse natie. Daarna verwijst hij naar de zeeheld De Ruyter: ‘De held lenkte bevelend - / En de beul had de ketens los te maken / Van onze voorvaderen, die naar de galeien gesleept waren’.Ga naar eind38 Helaas wordt het Petőfi citerende enthousiasme in het zesde vers niet voortgezet in dit laatste couplet (‘Nu is ons volk wederom geketend / maar het voorbeeld | |||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||
moet ons thans meer leren, / Wij hebben niet het recht weer een redder te verwachten.. / Het Hollandsche hart, ons voorbeeld / Moet onze nieuwe generatie inspireren! / En wanneer wij moedig aan het werk gaan, / Zooals het trotsche volk van het sterke, goede Holland, / Dat zijn ketenen verbroken heeft, / Kunnen ook wij ons van de ketenen bevrijden.’).Ga naar eind39 Zoals het nu is, los van de context, krijgt het voor die tijd kenmerkende zelfmedelijden vooral de aandacht. Het is heel mooi hoe in de eerste twee beginverzen zowel het katholieke als het protestantse geluid van Hongarije te horen is, door het gebruik van de metaforen en tradities van de geloofstraditie van de twee denominaties. Aan de kinderhulpactie namen op persoonlijk en op organisatorisch terrein beide denominaties deel, zowel aan de ontvangende Nederlandse kant als aan de Hongaarse kant vanwaar de kinderen gestuurd werden. Het is zeker niet toevallig dat op het gedenkraam voor de protestantse koningin Wilhelmina naast de iconografie van de historische gebeurtenissen vanuit protestants gezichtspunt het vers uit het gedicht van de gereformeerde Kozma een plek kreeg. Maar ondanks dat, zijn onder invloed van het gedicht van Vikár rond de afbeelding van koningin Wilhelmina op het gedenkraam de omtrekken geprojecteerd van de Maagd Maria. Dit geeft op die manier aan het raam, met het gedicht van Kozma dat de boven de denominaties uitgaande gemeenschappelijk gevoelde pijn als gevolg van de beslissing van het verdrag van Trianon uitdrukt, een oecumenische nuance. Helaas weten we niet of er van het programmaboekje een Nederlandse vertaling is gemaakt, het is niet gelukt om zoiets op te sporen. Het is dus heel goed mogelijk, dat koningin Wilhelmina het vers van Vikár niet heeft kunnen lezen en dat daardoor de oecumenische nuance haar ontgaan is en alleen vanuit Hongaars gezichtspunt tot zijn recht komt. Het is niet eenduidig waarom de keus viel op Andor Kozma. Waarschijnlijk heeft hij het vers Het Hollands hart, waarvan het laatste couplet op het gedenkraam weergegeven werd, geschreven op verzoek van de Hongaars-Nederlandse genootschap. Het was in ieder geval sinds 1920 een bekend gedicht dat o.a. in twee talen opgenomen werd in het taalboek van Sándor Széll, De vlugge Hongaar: handleiding om zonder onderwijzer in korten tijd Hongaarsch te leeren lezen, schrijven en spreken, naast andere iconische Hongaarse teksten, zoals de eerste strofen van ‘Het Volkslied’ (Himnusz) van Ferenc Kölcsey, de ‘Oproep’ (Szózat) van Mihály Vörösmarty, het ‘Onzevader’ en natuurlijk het zogenaamde ‘Hongaarse Credo’.Ga naar eind40 Waarschijnlijk is Kozma als student in Pápa in contact | |||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||
gekomen met Géza Antal. In ieder geval wordt hij in 1922 binnen het gereformeerde kerkdistrict Transdanubië tot wereldlijke adviesrechter gekozen. In dat verband spreekt de Dunántúli Protestáns Lap op de volgende manier over hem: Andor Kozma, erelid van de Hongaarse Academie voor Wetenschappen en auteur van Karthágói harangok [De klokken van Carthago], van het epos Turán en nog veel meer prachtige gedichten, een trouwe student van Pápa, trots op het feit dat hij Calvinist is, een koppige Hongaar.’Ga naar eind41 Uit hetzelfde nieuwsblad blijkt ook dat in die jaren bij feestelijke samenkomsten in het Collegium van Pápa vaak zijn gedichten voorgedragen worden, en op het feest ter gelegenheid van Petőfi vraagt men hem om een feestrede te houden. Bovendien worden zijn toespraken en gedichten vaak gepubliceerd. Er kan zeker een vertrouwelijk maar misschien ook vriendschappelijk contact geweest zijn tussen Antal en Kozma, omdat Kozma bij Antals bevestiging tot bisschop in 1924 Adèle Opzoomer, de echtgenote van Antal, die vanwege haar slechte gezondheid niet vanuit Nederland naar Pápa kon reizen voor de bevestiging van haar man, met een toespraak gelukwenst.Ga naar eind42 Ook later is Het Hollands hart populair gebleven. De Leidse Courant van juni 1933 publiceerde in een artikel van een niet met naam genoemde auteur (die tegelijk redacteur van het blad was) een verslag van een reis naar Hongarije.Ga naar eind43 In dat verband citeert de schrijver in het Nederlands uit het gedicht van Kozma, en wel uit het eerste en laatste couplet.Ga naar eind44 Nadat de auteur verslag heeft gedaan van een bezoek aan gouverneur Miklós Horthy, beschrijft hij de Hongaarse armoede die hij zelf met eigen ogen heeft gezien: ‘Wat zouden wij u meer vertellen van dat arm land en die prachtige menschen, die maar altijd hun dankbaarheid blijven betuigen, tot men er verlegen onder wordt.’Ga naar eind45 Laten we liever aan de dankbaarheid van deze goede mensen denken - voegt hij toe - die de taal van de dichter inspireerde, en vervolgens citeert hij Kozma's gedicht. Tenslotte citeert hij als zegen het Hongaarse volkslied en een deel uit een vers van Petőfi, beide in het Nederlands. Zijn artikel eindigt met de woorden: ‘Laten velen deze woorden verstaan. Hongarije zal geen bewezen weldaad vergeten!’ | |||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||
Reconstructiepoging 3: Sándor Nagy, Miksa Róth, László Gyermek...Zoals we zagen, is er zowel in de Nederlandse beschrijving als in de Hongaarse herinnering grote onzekerheid rond hoe de rollen in de totstandbrenging van het gedenkraam verdeeld waren. Uit de pers van die tijd blijkt echter ondubbelzinnig de rolverdeling, zowel van Nederlandse als Hongaarse zijde: kunstschilder Sándor Nagy (1869-1950) maakte het ontwerp voor het gedenkraam dat in het atelier van Miksa Róth (1865-1945) tot stand kwam. Het monogram van de twee kunstenaars in de rechter- en linkerbenedenhoek van het kunstwerk wijst ook op dit dubbele auteurschap. Bij het bezoek van Miklós Horthy laten de twee kunstenaars hem het kunstwerk zien als hun gemeenschappelijk creatie, zoals ook blijkt uit het boven geciteerde krantenartikel. Een Nederlandse berichtgeving vermeldt naast Nagy en Roth ook nog als met hen van gelijke rang naar ‘Gyezmek Lószló’. Het gaat hier over László Gyermek (1871-1945), de eerste schilderhulp van Róth, die de leiding had over het atelier waar voortdurend vijftien tot twintig werknemers een vaste baan hadden.Ga naar eind46 Miksa Roth werkte aan het begin van de twintigste eeuw aan meerdere grootschalige creaties samen met zijn medewerkers in zijn werkplaats in Gödöllő. Bij het ontwerp van het Cultuurpaleis in Marosvásárhely hadden Sándor Nagy, Aladár Körösfoi-Kriesch en Ede Thoroczkai-Wigand een bepalende rol. Hun thema's waren ontleend aan de legenden van de Székler-Hongaren. Ze werkten die uit in een moderne vormgeving van motieven uit de volkskunst. De uitvoering van de monumentale ramen was in handen van Miksa Róth. Na 1913 begon Sándor Nagy te werken aan de vensters van de kapel in Lipótmező. Deze ramen werden eveneens door Miksa Róth gemaakt. Op de hiervoor gemaakte ramen, die een prerafaëlitische invloed weerspiegelen is een poging gedaan om de traditionele religieuze symbolen te combineren met Jugendstil-achtige bloemornamenten. ‘In de twintiger jaren was Sándor Nagy de leidende meester in de post-Jugendstil kunst’ - schrijft de kunsthistorica Katalin R. Gellér over hem.Ga naar eind47 Uit de herinneringen van de dochter van Miksa Róth, Amália Róth, blijkt dat de twee grote kunstenaars niet alleen maar kunstwerpen schiepen, maar elkaar op persoonlijk niveau ook bijzonder waardeerden: ‘Ze hielden veel van elkaar, vier jaar geleden gaf ik hun correspondentie aan Kati Gellér. Daaruit blijkt hoezeer ze van elkaar hielden en papa's hele | |||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||
kunstenaarsroeping is er ook in te vinden.’Ga naar eind48 Amália Róth herinnert zich ook het gedenkraam dat voor koningin Wilhelmina gemaakt werd: De vriendschap tussen mijn vader en Sándor Nagy was bijzonder. Ik herinner me, hoe ze eens thuiskwamen, ik geloof toen ze aan het ministerie hadden gemeld dat het Nederlandse raam dat ze samen hadden gemaakt gereed was; allebei kwamen ze heel vrolijk thuis, want in die tijd werkte Pál Majovszky daar op het ministerie voor Godsdienst, en hij achtte Sándor Nagy heel hoog, en papa ook, bovendien had hij het initiatief genomen voor die Nederlandse ramen. Het waren glasschilderingen, mijn vader maakte ze, Sándor Nagy ontwierp ze: Hongaarse kinderen huldigen de Nederlandse koningin. De Hongaars-Nederlandse Vereniging gaf dit als cadeau aan koningin Wilhelmina.Ga naar eind49 De in de Nederlandse pers schrijvende Hongaarse correspondent bevestigt deze bepalende rol van Pál MajovszkyGa naar eind50 bij de totstandkoming van dit geschenk, evenals de deelname van László Gyermek bij de uitvoering van het gedenkraam: Het Idee, der Koningin een dergelijk schilderij aan te bieden, werd eerst door ministeriaalraad dr. Paul v. Majovszky geuit, waarop het Hollandsch-Hongaarsche comité den schilder Alex. Nagy opdroeg een ontwerp te maken. Een mooie oplossing én wat compositie én wat koloriet aanbelangt. In de werkplaats Roth kwam dan het kunstwerk tot stand onder leiding van den kunstenaar Lad. Geyermek (sic).Ga naar eind51 In het mededelingenblad jaargang 1924, getiteld Magyar Iparművészet [Hongaarse Kunstnijverheid], waarin een paginagrote (zwart-wit) foto van het gedenkraam verschijnt, wordt ook de rol van László Gyermek uitgelicht: Sándor Nagy, aan wie we tot nu toe de beste composities van glasschilderingen te danken hebben, heeft met dit nieuwste werk van hem bewezen, dat hij bevoegd is tot het uitvoeren van de meest delicate opdrachten, zoals het werk waar we het nu over hebben. Samen met zijn trouwe medewerker Miksa Róth en samen met László Gyermek laat hij het superieure ontwikkelingsniveau van de Hongaarse glasschilderkunst stralen.’Ga naar eind52 Het is dus gerechtvaardigd om voor het nageslacht ook zijn naam te noemen onder de scheppers van dit kunstwerk. | |||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||
... en het iconografische program van het ‘Hongaarse raam’Het is waarschijnlijk dat er bij de totstandkoming van het kunstwerk, ergens tussen het idee van Pál Majovszky en het beeldontwerp van Sándor Nagy nog een belangrijk tussenstation was. Ik bedoel het proces waarin de opdrachtgever aan de kunstenaar zei wat er op het raam te zien zou moeten zijn. De opdrachtgever is in dit geval de Hongaars-Nederlandse Vereniging, niet de staat, zoals de hofmeester van koningin Wilhelmina ook benadrukte toen hij adviseerde dat koningin Wilhelmina bij de overdracht zou afzien van een militair geleide. Jammer genoeg weten we alleen maar kleine details over de bestelling, maar een paar belangrijke omstandigheden kunnen we daaruit toch reconstrueren. Er is bijvoorbeeld een bericht overgebleven uit juni 1923 van het MTI [Hongaars Nieuwsagentschap], waarin het gaat over het organiseren van de financiële dekking van het werk: Ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina is de Hongaars-Nederlandse Vereniging van plan een nationaal geschenk uit naam van de Hongaarse samenleving te overhandigen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken verleende vergunning dat de vereniging de kosten voor het geschenk via een landelijke collecte mag inzamelen.Ga naar eind53 Uit een ander persbericht blijkt dat bij het gereedkomen van het kunstwerk het gehele benodigde bedrag nog niet was ingezameld: Het benodigde bedrag voor de onkosten van het geschenk is nog niet in zijn geheel bijeengebracht, daarom wordt iedereen gevraagd die de Nederlandse gastvrijheid persoonlijk of via de kinderen heeft genoten, en iedereen die in het algemeen geïnteresseerd is in deze zaak, om giften te sturen naar het bureau van de algemeen-secretaris van de Hongaars-Nederlandse Vereniging.Ga naar eind54 Het is ook daarom belangrijk te weten dat het gedenkraam niet het geschenk van de Hongaarse staat was, omdat dit voor een deel ook een verklaring geeft voor het nadrukkelijke protestantse karakter van het bovenste deel van de iconografie. De opdrachtgever voor het gedenkraam, de Hongaars-Nederlandse Vereniging, was in juni 1922 opgericht op initiatief van Géza Antal (nadat hij een jaar eerder in Nederland in Den Haag de Nederlands-Hongaarse Vereniging had opgericht). | |||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||
Foto van koningin Wilhelmina in Friese klederdracht, met haar echtgenoot prins Hendrik in marine-uniform (1901-1905). Gemaakt door Idanus Hendrikus Slaterus. (Rijksmuseum, Amsterdam, Objectnummer RP-F-F01258, URL: http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.475161
| |||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||
De voorzitter van de vereniging in Boedapest was István Bernát,Ga naar eind55 terwijl Géza Antal en Kálmán Kállay werden gekozen tot vicevoorzitters.Ga naar eind56 Omdat twee van de leden van het bestuur gereformeerd predikant waren, en één gereformeerd hoogleraar, is het protestantse karakter van het kunstwerk niet echt een verrassing. De vraag komt echter op waarom de keus van de opdrachtgevers op deze twee scenes viel? De scene aan de linkerkant, waarop Michiel de Ruyter is afgebeeld is een voor de hand liggende keus; de bevrijding van de protestantse galeislaaf-predikanten is een bekende geschiedenis, niet allen maar binnen de martyriologie van de protestantse denominaties, maar ook in de nationale geschiedenis. In Debrecen was in 1895 al in de publieke ruimte een monument ter herinnering aan de protestantse predikanten opgericht. In 1907 besloot het Convent van de Gereformeerde Kerk in Hongarije een zilveren krans te sturen naar het graf van De Ruyter dat in de Nieuwe Kerk in Amsterdam te bezichtigen is, niet toevallig juist op initiatief van Géza Antal.Ga naar eind57 Antal was het ook die in 1908 op 11 december de herdenkingsrede van De Ruyter hield op het herdenkingsfeest van het Hongaarse Protestantse Literaire Genootschap in Pozsony (het huidige Bratislava in Slowakije). De tekst van die rede werd in 1911 door het Luther-Gezelschap in het Hongaars uitgegeven voor het bredere publiek in de serie Egyházunk nagyjai [Grote namen van onze kerk].Ga naar eind58 Zowel het monument als de zilveren krans houden tot op de dag van vandaag de Nederlands-Hongaarse culturele herinnering levend, wat te danken is aan de inspanningen van Antal.Ga naar eind59 Op de afbeelding aan de rechterkant is echter een veel minder bekende scene te zien, waarop volgens het onderschrift Frans II Rákóczi de Nederlandse gezanten ontvangt in 1704. Uit de toespraak van Géza Antal blijkt, dat de twee gezanten de volgende personen waren: ‘Hamel Bruynings’, oftewel Jacob Jan Hamel-Bruyninx, tussen 1704 en 1712 de Nederlandse gezant in Wenen, die als bemiddelaar deelnam aan de vredesonderhandelingen met de Hongaren, en ‘graaf Van Rechteren Almelo’, oftewel graaf Adolf Hendrik van Rechteren, Heer van Almelo, Nederlands diplomaat, die in 1705 als vredesonderhandelaar in Wenen arriveert, in 1706 deelneemt aan de onderhandelingen in Nagyszombat, en in 1712 in Utrecht de vorst steunt.Ga naar eind60 De scene is dus niet zozeer verbonden aan één gebeurtenis, maar eerder aan het feit dat de Nederlandse gezanten de protestantse inspanningen ondersteunden. Daar komt nog bij dat de Nederlandse gezant de bemiddeling tussen het Weense hof en de Rákóczi's in nauw contact met George Stepney, de Engelse gezant in Wenen, uitvoerde - | |||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||
wat hier vanwege de boodschap van de afbeelding niet kon worden weergegeven. Ik geloof niet dat nu, of in de twintiger jaren van de twintigste eeuw - hetzij in Hongarije, hetzij in Nederland - er veel zouden zijn voor wie de namen van de twee Nederlandse gezanten of het feit van het gezantschap bekend zouden zijn geweest als belangrijke gebeurtenis in de gemeenschappelijke herinnering. Maar er was echter één iemand die in de twintiger jaren tot in de kleinste details bekend was met de Hongaarse geschiedenis van het Nederlandse Weense Gezantschap. Die iemand was Géza Antal, die - als erkend wetenschapper - aan het begin van de twintiger jaren door het Nederlandse ministerie voor Cultuur gevraagd werd om deel te nemen aan de verwerking van de rapportages van de Nederlandse Weense gezanten in de Nieuwe Tijd. Hij moest dit werk halverwege loslaten toen hij in 1924 benoemd werd tot bisschop van het Gereformeerde Kerkdistrict Transdanubië. Daarom nam een jongere collega, de historicus Y.C.H. de Pater het estafettestokje van hem over. Op die manier verscheen hun gezamenlijk geschreven eerste deel in 1929.Ga naar eind61 Omdat Antal, die als vicevoorzitter een van de opdrachtgevers voor het kunstwerk was, buitengewoon ingevoerd was in de Hongaars-Nederlandse historische contacten en beide gebeurtennissen uitstekend kende, en verder omdat hij vanwege zijn werk aan de Theologische Hogeschool in Pápa en in het kerkdistrict Transdanubië een nauwe bekende was van Andor Kozma, houd ik het voor waarschijnlijk, dat hij een beslissende rol heeft kunnen spelen bij de op het gedenkraam afgebeelde thema's en bij de beslissing over de inhoud van wat afgebeeld zou worden. In verband met de iconografie riep het portret van koningin Wilhelmina in het bovenste deel van het gedenkraam ook vragen op. De meest in het oog springende is wel de vraag in verband met de klederdracht waarin de koningin is afgebeeld. Het is niet helemaal te begrijpen waarom de koningin Friese klederdracht draagt, wanneer de koninklijke familie zichzelf niet beschouwt als afstammend van de Friezen en omdat in de Nederlandse cultuur de provinciale cultuur, daarbij inbegrepen de streekdracht, rond de eeuwwisseling van de 19de-20ste eeuw nog een identiteitsbepalend element was. De koningin in Friese dracht hoort niet bij de iconische Nederlandse afbeeldingen van koningin Wilhelmina. Veel kenmerkender is de foto van de koningin in de brochure van het La Fontaine Genootschap met de titel ‘Hollandse herinnering’, waarop de koningin te zien is met parelsnoer, in een elegant uitgesneden jurk, met een omhoog torenende haarkrans op haar hoofd. De auteurs van het boven geciteerde Neder- | |||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||
landse kunstboek uit 2005 verwijzen naar een foto uit 1905. En een in 1905 door Hendrikus Slaterus gemaakte foto vertoont inderdaad grote gelijkenis met de afbeelding op het gedenkraam. Op deze foto - die ook als ansichtkaart in omloop was - is koningin Wilhelmina gekleed in Friese klederdracht, terwijl haar echtgenoot prins Hendrik te zien is in marine-uniform.Ga naar eind62 In juli 1920 werd het representatieve Városligeti fasor [Városliget Allee] in Boedapest omgedoopt in Vilma királyné útja [Koningin Wilhelminalaan]. ‘De Raad van Publieke Werken heeft besloten om een straat in Boedapest te vernoemen naar Koningin Wilhelmina, de groothartige vorst van Nederland, uit dankbaarheid voor het grote goedgunstigheid van het Nederlandse volk’, aldus een krantbericht.Ga naar eind63 In het weekblad Ország-Világ werd hierover op de voorpagina geschreven door een van de hoofdredacteurs, Zsigmond Falk in een paginagroot artikel, met precies deze foto in het midden afgedrukt. Het artikel heet Liefdadig Nederland en ook hier wordt de moedermetafoor gebruikt voor de koningin ‘die niet alleen over ons met de zorg van de ijverigste moeder heet ontfermd, maar ook een dergelijk liefdevolle stemming heeft kunnen opwekken bij de inwoners van haar land jegens ons dat ze onze kinderen - die frisse lucht en melk en boter nodig hadden - in honderdtallen voor 6-8, zelf 12 maanden ontvangen en verzorgd hebben’.Ga naar eind64 Deze foto was dus bekend in Hongarije. Het is waarschijnlijk dat de ontwerpers niet op de hoogte waren met het feit dat het hier om specifieke Friese streekdracht ging. In het artikel van de Magyar Iparművészet [Hongaarse Kunstnijverheid] en in veel andere verslagen wordt het Friese lokale karakter ook niet vermeld: ‘De hoofdpersoon van het schilderij is de koningin zelf, zittend op haar troon, in Hollandse klederdracht’.Ga naar eind65 Ik acht het waarschijnlijk dat enerzijds vanwege de Jugendstil en volkskunst combinerende beeldtaal van Sándor Nagy de keus op deze afbeelding viel. Anderzijds past dit misschien het beste bij het beeld dat door velen geformuleerd is, en ook terugkeert in het gedicht van Béla Vikár en de door Hongaarse moeders geschreven brief, dat koningin Wilhelmina de moeder van de Hongaarse kinderen is. De kunstenaars laten op die manier voelen, dat bij de kinderen die op het schilderij afgebeeld zijn in Hongaarse klederdracht, en in één geval zelfs op blote voeten, en die de koningin aan beide zijden met bloemen huldigen en hun hoofd in haar schoot leggen, geen elegante met sierraden omhangen dame past, maar eerder een in volksdracht geklede vrouwfiguur met bedekt hoofd. | |||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||
Liefdadigheid is echter niet waardevrij. Het denkbeeld van Koningin Wilhelmina als ‘moeder’ van de Hongaren lijkt een vertederend en ook logisch concept om de dankbaarheid van het land mee uit te drukken. Het moet echter duidelijk zijn dat dit ontfermende moederbeeld niet alleen de situatie van het heden reflecteerde, maar ook een wens in zich droeg. Dat Hongarije ‘wees’ was, en haar kinderen aan honger en armoede leden, was ten dele te wijten aan het verdrag van Trianon waardoor het land zware economische en sociale verliezen geleden heeft. Zou Wilhelmina, en dus de staat Nederland, een moeder voor de Hongaren kunnen zijn, die voor hen zorgt en hen belangen behartigt? De internationale netwerken die door de kinderhulpacties zijn ontstaan, waren voor de Hongaarse staat van groot belang, niet alleen voor de daadwerkelijke steun aan de kinderen, maar ook voor het doorbreken van het internationaal politieke isolement waarin Hongarije beland was na de Eerste Wereldoorlog.Ga naar eind66 Men hoopte dat de apolitieke doelstellingen van de acties indirect ook een politieke agenda zouden steunen, en dat de persoonlijke en institutionele contacten tot meer begrip zouden leiden voor het Hongaarse streven van rectificatie van de buitenmatige straf waaronder Hongarije geleden heeft. Zo gezien komen ook de dichtregels waarin de Nederlanders werden gekarakteriseerd als mensen ‘die land maakten en land konden behouden’ in ander licht te staan, omdat zij werden geuit vanuit een perspectief van een volk dat haar land niet kon behouden, en een deel van haar eigen bevolking als ‘verweesde’ onderdanen van buurlanden moest erkennen. Een complex historisch object als dit raam reflecteert dus ook de complexiteit van de culturele context van haar ontstaan. | |||||||||||||||||
Culturele overdracht en culturele herinnering: een nieuwe mogelijkheidHet in de tachtiger jaren begonnen onderzoek naar cultuuroverdracht, verbonden met de namen van Michel Espagne en Michael Werner, herkent dat culture systemen zijn die elkaar wederzijds dynamisch beïnvloeden. De methodologie merkt op dat in een gegeven cultuur de ‘eigen’ cultuurgoederen vaak uit andere culturen geïmporteerde en in de eigen cultuur geïntegreerde gedachten, teksten en voorwerpen zijn. Juist daarom adviseerde Espagne een zodanig methodologisch kader, waarin in plaats van vergelijking de nadruk valt op de transfer, dat wil zeggen op het proces van verandering/overdracht/vertaling en op de spelers die in dit proces | |||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||
een rol hebben, zowel personen als instellingen.Ga naar eind67 De methodologie van de culturele transfer wordt gekenmerkt door drie axioma's: 1.) Er moet rekening gehouden worden met de (nationale, talige en culturele) flexibele grenzen van de onderzochte gemeenschap en de gevolgen daarvan. 2.) Het onderzoek van de transfer-processen moet de nadruk leggen op de complexiteit van de keuze, receptie en integratie van deze processen, in plaats van het eenzijdige invloed- of receptie-onderzoek. 3.) Bij het onderzoek van culturele transfer gaat het over de ‘cultuur’ in de brede zin van het woord en tegelijk onderzoeken we de materiële cultuur, dan wel de gedachten- of discursieve uitingen, binnen één systeem.Ga naar eind68 In de loop van de bovenstaande poging tot reconstructie was de toepassing van alle drie de axioma's van de methodologie van culturele transfer nodig. Gaandeweg lukte het om aan de hand van een opnieuw teruggevonden voorwerp, ofwel een weer in onze gezichtskring terechtgekomen voorwerp, dat wil zeggen een jubileum-gedenkraam, een gebeurtenis van bijna honderd jaar geleden aan de vergetelheid te ontrukken en opnieuw te belichten. Dit was een gebeurtenis die voortreffelijk de rijke, ingewikkelde en vaak dramatische Nederlands-Hongaarse contacten in de twintiger jaren van de twintigste eeuw illustreert. Tevergeefs legt praktisch elke tijdgenoot er de nadruk op dat het Hongaarse volk de hulp die het rijke Nederland verleende aan behoeftige Hongaarse kinderen en aan het Hongaarse volk, dat overgeleverd was aan armoede, oorlog en politieke besluiten, niet vergeet. Zo'n honderd jaar later is daarvan weinig overgebleven in de culturele herinnering. Het kan echter zijn, dat men vandaag gedifferentieerder en met grotere gevoeligheid zou omgaan in het publieke gesprek over de situatie van vluchtelingen en de verantwoordelijkheid en mogelijkheden van Hongarije op dat punt, als de gezamenlijke herinnering de details van hierop lijkende gebeurtenissen beter bewaard zou hebben. Géza Antal verwoordde het bijna honderd jaar geleden op de volgende manier: Moge deze schilderij, met Uwer Majesteits toestemming in het koninklijk paleis geplaatst, nog vele eeuwen van de dankbaarheid getuigen, welke het Hongaarsche volk voor Nederland en zijn jubileerende vorstinne in zijn hart koestert. Ik zou zijn zinnen zo willen aanvullen: Laat het opnieuw ontdekken ervan verder ook een ondersteuning van de herinnering en een bron van empathie zijn. | |||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
ArchivaliaRijksmuseum Nederland, RP-F-F01258; URL: http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.475161 Koninklijk Huisarchief Archief Koningin Wilhelmina, A50-XIVc-103. Koninklijke Verzamelingen, Den Haag, Archief, A50-XIVc-95. |
|