Acta Neerlandica 14
(2017)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| ||||||||||||||
Gábor Pusztai
| ||||||||||||||
Het monumentHet galeislavenmonument staat in een parkje achter de gereformeerde ‘Grote kerk’ in de Oost-Hongaarse stad Debrecen, dat als protestants bolwerk gold in het land. Op 21 september 1895, op een zonnige herfstdag kwamen honderden mensen in het parkje bijeen. Op die dag vond de vergadering van het kerkdistrict Tiszántúl en ook de aflegging van de ambtseed van de jonge dominees plaats. 61 jonge, gereformeerde dominees legden in de Grote kerk hun ambtseed, in het bijzijn van hun familie, vrienden, en gemeenteleden af. Vlak daarna, bij het luiden van de klokken om twaalf uur's middags, begon de onthulling van het monument in het parkje.Ga naar eind1 De mensen van de ambtseedceremonie gingen allemaal naar het parkje. Het moest indrukwekkend zijn, de 61 dominees in hun zwarte toga, het publiek in zwarte pakken, feestelijke kleding.Ga naar eind2 De Kántus, het koor van het Gereformeerde College zorgde voor het muzikale gedeelte. | ||||||||||||||
[pagina 206]
| ||||||||||||||
Hierna volgde de rede van Ferenc Balogh, professor voor kerkgeschiedenis. Het was mede dankzij hem dat het monument kon worden opgericht.Ga naar eind3 Hierna sprak de burgemeester, Imre Simonffy. Hiermee nam de stad het monument symbolisch over en Simonffy droeg de zorg van het monument over aan de Vereniging Csokonai. Hierna volgde de kranslegging. Eerst heeft de gereformeerde bisschop, Áron Kiss een krans voor het monument gelegd. Hierna kwam de krans van de vrouwenvereniging. Als klap op de vuurpijl kwam een krans van de Gereformeerde Meisjesschool (Református Felsőbb Leányiskola) van maar liefst twee meter doorsnee, gemaakt van palmtakken, bloemen en linten. ‘Een meesterstuk van de tuinders’ zoals de krant schreef.Ga naar eind4 Als laatste sprak de bisschop, Áron Kiss en tenslotte werd samen gezongen. Op de vierkante gedenknaald kunnen we aan alle kanten opschriften lezen. Onder andere de namen van de 41 veroordeelde protestantse dominees zijn erop te vinden. De familienamen althans. Voor de voornamen was er geen plaats meer volgens de gereformeerde krant Debreczeni Protestáns Lap.Ga naar eind5
Fragment van de gedenknaald van de galeislaven in Debrecen
| ||||||||||||||
[pagina 207]
| ||||||||||||||
De naam van de sponsor, een rijke weduwe, die al vaker grote sommen had geschonken voor een goed doel in DebrecenGa naar eind6, Hegyi Mihályné (geboren Eufrozina Józsa) is aan de voorkant van het monument te lezen. Van haar werden wel de voor- en achternaam vermeld. Op dezelfde kant van de gedenknaald was een reliëf van een galei en daaronder het opschrift: ‘Ruyter Adorján hollandi tengernagy a szabadító 1676. február 11.’Ga naar eind7 In het Nederlands: ‘Admiraal Adriaan Ruyter de bevrijder 11 februari 1676.’ Was hier eveneens plaatsgebrek de rede dat de naam van De Ruyter misvormd en afgekort werd? | ||||||||||||||
De Hongaarse De RuyterDe vraag rijst natuurlijk, waarom de naam van De Ruyter juist in deze vorm in steen werd gebeiteld. Dat De Ruyter op het monument een centrale rol krijgt, is vanzelfsprekend. Door zijn toedoen werden de nog levende 26 predikanten op 11 februari 1676, na 9 maanden in Napels te zijn geweest bevrijd en op de Nederlandse schepen gebracht. Terecht werd hij als bevrijder geëerd met deze gedenknaald. De vorm van zijn naam op het monument werpt enkele vragen op. De naam Michiel Adriaenszoon de Ruyter (1607-1676) was zeker te lang en ook te ingewikkeld voor de Hongaarse opdrachtgever. Het tussenvoegsel ‘de’ was voor Hongaren onbegrijpelijk, dus ze hebben dat gewoon maar weggelaten. Een patroniem als Adriaenszoon was in het Hongaars onbekend, dus men dacht dat het hier om een voornaam ging. En het leek bovendien op de Hongaarse voornaam Adorján, Michiel leek op de Hongaarse voornaam Mihály. Op die manier werd Michiel Adriaenszoon de Ruyter in Hongarije als Ruyter Adorján Mihály ingeburgerd. Ook in de kerkgeschiedenis is de admiraal onder deze naam bekend in de 19de maar ook in de eerste helft van de 20ste eeuw. Eén van de 26 overlevenden was dominee Bálint Kocsi Csergő. Zijn oorspronkelijk in het Latijn geschreven boek, Narratio brevis over de galeislaven werd in 1866 onder de titel Kősziklára épült ház ostroma [De bestorming van het huis op de rots] in het Hongaars uitgegeven (hierover later meer). Hierin werd de admiraal al Ruyter Adorján Mihály genoemd.Ga naar eind8 In het boek van József Farkas uit 1869 over de Hongaarse protestantse martelaren Elbeszélések a magyarországi protestáns egyház hitbajnokainak és vértanúinak [Verhalen van Hongaarse protestantse geloofshelden en martelaren] werd ‘de bevrijder’ ook Ruyter Adorján Mihály genoemd.Ga naar eind9 Het is dus duidelijk dat al lang vóór de | ||||||||||||||
[pagina 208]
| ||||||||||||||
oprichting van het monument de Nederlandse admiraal onder deze naamvariant in Hongarije bekend was. Uit de pers weten we dat de lengte van de namen op het monument van 1895 een probleem was. De namen van de galeislaven waren te lang en de gedenknaald was niet breed genoeg, dus er werden voornamen weggelaten. Door de weglating was er meer plaats over, dus kon de naam van iedereen in steen gebeiteld worden, althans slechts de familienaam. Maar hoe werd van Michiel Adriaenszoon de Ruyter op het monument Ruyter Adorján? De verhongaarsing van buitenlandse namen was in de 19de eeuw (en ook daarna) gebruikelijk. Enkele voorbeelden. De Franse schrijver Jules Verne, auteur van talrijke avontuurlijke jeugd- en reisboeken zolas De reis naar de Maan, De kinderen van kapitein Grant of De reis om de wereld in tachtig dagen was in Hongarije lange tijd bekend als Verne Gyula. De schrijver van het indianenboek Winnetou, de Duitser Karl May werd in Hongarije May Károly. In de 19de eeuw vond dus (in Hongarije althans) niemand het raar dat Michiel Adriaenszoon de Ruyter in Hongaarse teksten Ruyter Adorján Mihály werd. En omdat hij onder deze naam bekend was, werd vanzelfsprekend deze naam en geen andere in 1895 op het monument geschreven. Althans een deel van deze naam. Op het monument was te weinig plaats voor lange namen. En omdat bij de Hongaren slechts de familienaam vermeld was, dacht men dat bij de Nederlandse bevrijder van de predikanten ook een naam kan worden weggelaten. Men heeft dus Mihály (Michiel) weggelaten omdat men op basis van de Hongaarse naamvariant dacht dat het hier om een tweede voornaam gaat. Deze verhongaarste vorm van de naam van De Ruyter bleef ook in de 20ste eeuw in Hongarije in gebruik, met kleine verbeteringen. In 1907 werd in Nederland en ook in Hongarije 300 jaar De Ruyter gevierd. De gereformeerde bisschop Géza AntalGa naar eind10 (1866-1934) die ook in Utrecht theologie heeft gestudeerd (tussen 1885 en 1888) schreef in het Hongaarse weekblad Vasárnapi ÚjságGa naar eind11 en ook in latere geschriftenGa naar eind12 over ‘De Ruyter Mihály’. Het tussenvoegsel ‘de’ is weer terug in de naam, het patroniem is geheel weggelaten, maar de voornaam Michiel bleef in Hongaarse vorm Mihály en ook de Hongaarse volgorde (eerst familienaam dan voornaam) werd aangehouden. De directeur van de Theologische Academie in Sárospatak, János Marton gebruikt in zijn teksten uit 1926 ook de Hongaarse vorm van de naam van de admiraal: De Ruyter Mihály.Ga naar eind13 Ook in het werk van Sándor Payr uit 1927 wordt over Ruyter Mihály geschreven. Achter de verhongaarsing van de naam van De Ruyter gaat meer schuil dan gewoon nationalisme. Hongaarse protestan- | ||||||||||||||
[pagina 209]
| ||||||||||||||
ten vinden De Ruyter als bevrijder ‘één van ons’. Een held, die in donkere tijden, tijdens de Contrareformatie levens heeft gered van Hongaarse protestanten. Hij was en is nog steeds de held van Hongaarse protestanten. In 1933 kwam er een Nederlandse delegatie naar Debrecen en de Nederlanders bekeken natuurlijk de gedenknaald van De Ruyter. Toen werd ter sprake gebracht dat de naam die op het monument staat niet de exacte naam is van de admiraal.Ga naar eind14 Gewichtige heren van de stad bogen zich over de kwestie en ze kwamen tot de conclusie dat de naam inderdaad onjuist was. Ze hebben opdracht gegeven om de fout gespelde, verhongaarste naam van de Nederlandse held Ruyter Adorján van het monument te verwijderen en de in hun ogen althans correcte naamvariant De Ruyter Mihály in steen te beitelen. En zo staat het tot op de dag van vandaag te lezen. De hardnekkigheid waarmee de bestuurders zich vastklampten aan de Hongaarse naamvariant verraadt de sterke binding van de Hongaarse protestanten met De Ruyter. Deze sterke binding laat ook een brief zien die in 1907 door de Synode van de Hongaarse Gereformeerde Kerk aan de Nederlandse Hervormde Kerk werd gestuurd ter gelegenheid van de 300ste geboortedag van De Ruyter. In de brief, in het Nederlands geschreven, wordt uitgelegd, dat ‘De Ruyter als nationale held wel aan zijne natie behoort, maar als Christen ook aan ons’.Ga naar eind15 De Nederlandse admiraal, Michiel Adriaenszoon de Ruyter, werd dus op deze manier ook een Hongaarse held. De oprichting van het monument in 1895 diende niet alleen de herinnering aan een gebeurtenis, meer dan 200 jaar daarvoor. Het had ook een functie die de protestantse identiteit bepaalde. De constructie van herinnering en zelfbeeld werd bepaald door ‘heldhafte daden en heldhaft lijden’.Ga naar eind16 De vervolging, het lijden, de slachtofferrol waren dus essentiële bestanddelen van de protestantse identiteit in Hongarije.Ga naar eind17 De Hongaarse protestanten die zich voortdurend als eeuwige slachtoffer hebben gezien, hadden kennelijk een held van buiten af nodig, die bij gebrek aan een eigen Hongaarse held, de galeislaven en daarmee ook de hele gereformeerde kerk in Hongarije moest redden van de ondergang. De Ruyter staat op de gedenknaald als bevrijder, maar is op die manier ook aanwezig in de protestantse literatuur in Hongarije vanaf de 17de eeuw. Maar het De Ruyter-beeld in Hongarije onderging door de eeuwen heen een dynamische verandering. Er werden keer op keer andere aspecten naar voren gehaald. | ||||||||||||||
[pagina 210]
| ||||||||||||||
Brief van de synode der Hongaarse Hervormde Kerk aan de Nederlandse Hervormde Kerk ter gelegenheid van de De Ruyter-herdenking in 1907
| ||||||||||||||
[pagina 211]
| ||||||||||||||
De gelovige christenDe ex-galeislaaf, Bálint Kocsi Csergő schreef in 1676 zijn werk in het Latijn Narratio brevis de opressa libertate Ecclesiarum Hungariarum over de lijdensweg van de predikanten. Het boek werd in 1738 door de theoloog, (kerk)historicus en literatuurwetenschapper Péter Bod (1712-1769) in het Hongaars vertaald.Ga naar eind18 Het boek verscheen pas in 1866 in gedrukte vorm met de titel Kosziklán épült ház ostroma [De bestorming van het huis op de rots]. In de oorspronkelijke tekst van Kocsi Csergő heeft de vertaler Bod herhaaldelijk stukken toegevoegd, andere delen van het origineel weggelaten.Ga naar eind19 Een toevoeging van de vertaler betreft een stuk van enkele zinnen aan het einde van het boek. In dit deel is een van de bevrijde galeislaven, István Harsányi aan het woord. Hij bedankt de admiraal in naam van alle bevrijde predikanten aan boord van de Eendracht bij De Ruyter. Volgens deze toevoeging zou De Ruyter het volgende geantwoord hebben: ‘Dominee, het is niet noodzakelijk mij te bedanken. Ik was immers slechts een werktuig Gods.’Ga naar eind20 De admiraal is dus bij Kocsi Csergő een bescheiden, vrome christen, die zelfs de dankwoorden van de bevrijde Hongaren terugwijst, zeggende, dat alleen God moet worden geloofd. Dit beeld wordt versterkt door de laatste alinea van het boek, waar Péter Bod een parallel trekt tussen De Ruyter en de bijbelse figuur Ebed-Melek: ‘Ruyter Adorján Mihály zal onder de Hongaren in dankbare herinnering leven voor de bevrijding van de arme predikanten van de galeien, als voor de Moor Ebed-Melech voor zijn barmhartigheid jegens Jeremia.’ Volgens het verhaal uit het Oude Testament heeft de koning van Babel Nebukadrezar met het leger van de Chaldeeën Jeruzalem belegerd. De profeet Jeremia zat in de stad en raadde de koning Zedekia aan zich aan de vijand Nebukadrezar over te geven. Anders zou de stad in brand worden gestoken en verwoest en de koning Zedekia zou in de handen komen van de koning van Babel en zou vermoord worden. Jeremia werd hierop in de gevangenis geworpen. Jermia bleef het woord verkondigen en zei tegen het volk: ‘Wie in deze stad blijft, zal sterven door het zwaard, den honger of de pest, maar wie er uit gaat naar de Chaldeeën, zal leven en zijn ziel als buit hebben en in leven blijven.’Ga naar eind21 De mannen van de koning zagen in Jeremia een verrader, die de krijgsmoraal van de soldaten ondermijnt en paniek zaait onder de bevolking. Volgens hen moest de mond van de profeet zo snel mogelijk gesnoerd worden, het liefst door hem te executeren. Anders zou iedereen op de vlucht slaan en de verdedigers van de stad zouden geen kans hebben tegen de vijand. | ||||||||||||||
[pagina 212]
| ||||||||||||||
Jeremia werd dus hierop in een put geworpen in de gevangenhof waar hij aan zijn lot werd overgelaten. Hij kreeg niets te eten dus hij zou spoedig verhongeren. Toen de hoveling van de koning, de Ethiopiër Ebed-Melech dit vernam, ging hij naar de koning Zedekia en zei dat Jeremia op deze manier snel zou doodgaan en dat kan toch niet de bedoeling van de koning zijn. De koning heeft hierop bevolen Jeremia uit de put te halen. Ebed-Melech ging met drie mannen naar de gevangenis en trok Jeremia uit de put en redde hiermee het leven van de profeet. De stad werd echter belegerd door de Chaldeeën, er was geen eten meer, de vijand sloeg een bres in de muur en drong de stad binnen. Ebed-Melech vreesde voor zijn leven, maar Jermia zei tegen hem dat hij zal worden gespaard: ‘gij zult door het zwaard niet vallen, maar uw leven zal u ten buit zijn, omdat gij op Mij vertrouwd hebt’.Ga naar eind22 Péter Bod vergelijkt dus de Hongaarse predikanten met de profeet Jeremia en De Ruyter met Ebed-Melech, het werktuig Gods dat het leven van de profeet heeft gered en hiervoor beloond zal worden. Ook een andere overlevende van de galeislaven, Ferenc Otrokócsi Fóris (1648-1718) zag De Ruyter als een bijbels figuur. Bij hem werd hij met Mozes vergeleken, die de Hongaarse predikanten als bevrijde zoals Mozes de joden uit Egypte heeft geleid.Ga naar eind23 Slechts drie jaar na de verschijning van de memoires van Kocsi Csergő in het Hongaars, in 1869, rolde het boek van József Farkas van de pers. De titel was de reeds genoemde Elbeszélések a magyarországi protestáns egyház hitbajnokainak és vértanúinak [Verhalen van Hongaarse protestantse geloofshelden en martelaren].Ga naar eind24 Farkas beschrijft de admiraal op de volgende manier: Ruyter Adorján Mihály, Nederlandse admiraal was de man, die in opdracht van God de Schepper, de martelaren van deze verschrikkelijke gevangenschap heeft bevrijd. Ruyter was een vastberaden, trouw, dapper en gelovig man. Hij was beroemd als de redder des vaderlands maar voor ons was hij de eerlijke en onderdanige dienaar des Heren en van onze Verlosser Jezus Christus omdat hij de dienaren Gods heeft bevrijd waarvoor wij voor eeuwig en altijd dankbaar zullen wezen.Ga naar eind25 Bij Farkas zien we dus hetzelfde beeld als bij Bod en Otrokócsi: De Ruyter is een werktuig Gods bij de bevrijding, een trouwe, diep gelovige, vrome christen. Géza Antal versterkt dit beeld van de vrome christen in zijn artikel uit 1907, dat hij ter gelegenheid van de viering van 300ste geboortedag van de | ||||||||||||||
[pagina 213]
| ||||||||||||||
admiraal schreef. Antal benadrukte dat de zeeheld ook na zijn belangrijkste militaire successen ‘keerde zich met zijn vrome, dankbare ziel tot zijn Schepper en met echt puriteins geloof dankte hij God voor de overwinning (...).’Ga naar eind26 Ook in latere teksten van Antal vinden wij dit beeld van De Ruyter: De harmonische eenheid van de christelijke deugden dwingt terecht over de hele wereld respect af van de evangelische christenen. En ook als De Ruyter met onze kerk niets te maken zou hebben gehad, toch zouden we hem ook dan terecht kunnen vieren en zouden hem als lichtend voorbeeld kunnen nemen.Ga naar eind27 Rond de feestelijke activiteiten van De Ruyter 300 waren in Hongarije niet alleen artikelen verschenen en redes gehouden, maar de synode van de Hongaarse Gereformeerde Kerk heeft in 1907 een zilveren krans met een brief naar Nederland gestuurd. In de brief werd de admiraal ‘een voorbeeld voor de Christenheid’ genoemd. Sándor Payr benadrukt in zijn boekje uit 1927 ook dat de admiraal vooral een vrome christen was. Payr citeert het antwoord van de admiraal op de bedankwoorden van István Harsányi: ‘Wij waren slechts werktuigen van God, Hem moeten jullie danken.’Ga naar eind28 In 1926 onderstreepte de directeur van de Gereformeerde Hogeschool in Sárospatak, János Marton in zijn rede over de bevrijding van de galeislaven het ‘indrukwekkend diepe geloof’ van De Ruyter.Ga naar eind29 Bij de christelijk vrome karaktertrekken van de admiraal werden in de tweede helft van de 20ste eeuw vooral militaire deugden gevoegd. Sterker nog, langzaamaan werden deze veel belangrijker. | ||||||||||||||
De dappere zeeheldDe bovengenoemde schrijvers noemen weliswaar de militaire kwaliteiten van De Ruyter, maar als christen is hij voor hen veel belangrijker. De eerste voorstelling waar militaire en christelijke trekken naast elkaar worden gepresenteerd, is het schilderij van Miklós Tamássy (1881-1933). De titel van het schilderij is Ruyter Mihály admirális az ‘Eendracht’ hajón fogadja a Nápolyban kiszabadított magyar prédikátorokat [Admiraal De Ruyter ontvangt de bevrijde Hongaarse predikanten in Napels aan boord van de ‘Eendracht’]. Het doek hangt in de kleine raadszaal van het Gereformeerde College in Debrecen. Wanneer het schilderij precies ont- | ||||||||||||||
[pagina 214]
| ||||||||||||||
stond, is niet bekend. Waarschijnlijk was dat aan het begin van de 20ste eeuw, misschien juist op de 300ste geboortedag van de admiraal, in 1907. In het midden staat de admiraal zelf, in blinkend harnas en met een sabel aan de gordel. Dit benadrukt zijn militaire optreden en heldhaftigheid. Voor De Ruyter slepen zich de gebroken gestalten van de bevrijde predikanten voort. In lompen gekleed, vuil, nog in kettingen geslagen met gebogen ruggen. Ze trekken langs de admiraal, die zijn rechterhand vriendelijk op de rug van één van de predikanten legt, onder zijn linkerarm houdt hij zijn helm vast.
Miklós Tamássy: Admiraal De Ruyter begroet de bevrijde Hongaarse predikanten in Napels
De gebroken houding van de predikanten, hun gebaren van dankbaarheid, maken de situatie tussen bevrijder en bevrijden duidelijk. Hun lijdensweg en dankbaarheid verenigt zich in de gebogen houding. Rond De Ruyter staan zijn welgevoede officieren in bonte, dure kleding. Het contrast tussen de magere, in boeien geslagen en in vodden geklede figuren en de Nederlanders is enorm. Het is duidelijk dat het schilderij vanwege het thema aan de muren van het college terecht kwam en niet vanwege de kwaliteiten van de kunstenaar. De toeschouwer vallen enkele rare details op het doek op. Historische blunders, zoals de kettingen van de | ||||||||||||||
[pagina 215]
| ||||||||||||||
galeislaven (die ze voor De Ruyter zeker niet meer hebben gedragen), de leeftijd van de admiraal (die toen al in zijn 70ste levensjaar was, maar op het schilderij veel jonger lijkt). Op de achtergrond zie je een fregat uit de 19de eeuw, (wat in de 17de eeuw nog helemaal niet bestond). Ook opvallend is, dat de afbeelding totaal afwijkt van de titel van het schilderij. (De Ruyter staat namelijk niet aan boord van zijn schip, maar op de stenen van de kade wat historisch ook niet juist is). Wat het schilderij wel duidelijk maakt, is de rol van De Ruyter als militair en zeeheld. Deze militaire rol werd in de teksten uit de tweede helft van de 20ste eeuw onderstreept. De misschien meest bekende tekst uit deze tijd over de galeislaven is de historische roman Negyven prédikátor [Veertig predikanten] van de Hongaarse schrijver György Moldova uit 1973. Bij het schrijven heeft Moldova de memoires van Bálint Kocsi Csergő als basis genomen. Hiernaar verwijst hij aan het begin van zijn boek, dus de lezer verwacht terecht een historisch correct verhaal. Maar er zijn enkele plekken in de tekst waar de schrijver met de historische feiten behoorlijk los is omgesprongen.Ga naar eind30 De bevrijding van de galeislaven heeft hij met een scène aangevuld die uitsluitend aan zijn fantasie is ontsprongen. Moldova geeft de volgende woorden in de mond van Kocsi Csergő: Wij hadden al alle hoop opgegeven, toen op tien februari de Nederlandse vloot toch naar de baai terugkeerde. De schepen gingen voor de stad voor anker, richtten hun kanonnen op het kasteel en het paleis, klaar om te schieten. De Ruyter zelf ging niet aan land, hij stuurde slechts zijn predikanten Theodorus Vesthovius en Aegidius Vireth. In zijn brief noemde hij de Spaanse onderkoning en heel Napels leugenaars en verzekerde hun nooit meer naar hun beloftes te luisteren. Hij verlangde dat de predikanten vóór middernacht op zijn schip moesten zijn, anders zou hij de hele stad met de grond gelijk maken.Ga naar eind31 In de roman van Moldova is dus De Ruyter de dappere zeeheld, die met kracht en machtsvertoon de stad onder druk zet omdat hij vindt dat hij werd bedrogen. In de roman bedreigt de admiraal de Spaanse onderkoning en de hele stad en het lijkt erop dat hij met de kanonnen van zijn vloot de vrijlating wil afdwingen. Een soortgelijk daadkrachtig optreden wordt De Ruyter toegeschreven in het boek van János Bottyán met de titel Hitünk hősei [De helden van ons geloof]: | ||||||||||||||
[pagina 216]
| ||||||||||||||
De Spanjaarden in Napels probeerden de vrijlating van de predikanten te vertragen. Uiteindelijk viel de beslissing na de ‘vrome en daadkrachtige’ brief van De Ruyter. Wat die vroomheid was weet ik niet, maar de daadkrachtigheid werd mij door een Zwitser op de volgende manier uitgelegd. De admiraal heeft zijn kanonniers bevolen op de torens van de stad te mikken en met deze schietoefening zo lang door te gaan, tot de Spanjaarden alleen maar wilden nadenken over de vrijlating van de gevangenen.Ga naar eind32 De Ruyter is hier de actieheld, de dappere militair die met het beschieten van de stad de Spanjaarden op de knieën dwingt en op die manier de vrijlating van de Hongaarse predikanten weet te bereiken. Gelukkig voegt hier Bottyán er aan toe, dat het in de werkelijkheid anders ging omdat de Spanjaarden de bondgenoten van de Nederlanders waren. Ondanks de toevoeging van Bottyán is deze afschildering van De Ruyter, de feiten kennende, verbazingwekkend. Het is bekend, dat soortgelijke dreigementen van de kant van De Ruyter niet hebben plaatsgevonden. De Nederlandse vloot kwam inderdaad als bondgenoot van de Spanjaarden naar Napels om de krachten te bundelen en tegen de gemeenschappelijke vijand op te trekken, namelijk tegen de Fransen, die bij Sicilië zaten. De Ruyter heeft in werkelijkheid de stad of de onderkoning niet met het beschieten van de stad bedreigd. De admiraal kon succes boeken dankzij zijn diplomatieke kwaliteiten en door lange onderhandelingen.Ga naar eind33 | ||||||||||||||
Het symbool van de vredeNaast de figuur van vrome christen en dappere zeeheld werd De Ruyter in 1991 tot het symbool van vrede. Op 18 augustus 1991 bracht paus Johannes Paulus II een bezoek aan Debrecen. Hij heeft bij deze gelegenheid een krans gelegd op het monument van de galeislaven.Ga naar eind34 De paus zei: ‘Ik ken het treurige verhaal van de predikanten die veroordeeld werden en als galeislaaf moesten werken. Hun nagedachtenis wordt door deze gemeente levend gehouden. Er zijn tal van tragische gebeurtenissen zoals deze.’Ga naar eind35 Deze daad van de paus was meer dan een gewoon gebaar van hoffelijkheid. Het hoofd van de katholieke kerk maakte duidelijk dat hij klaar stond voor verzoening. Het was een belangrijke stap om spanningen tussen katholieken en protestanten bij te leggen. In deze daad was de wens om beide kerken een stukje dichter bij elkaar te brengen. Wij zagen hierin de symboliek van respect en spijtbetuiging. In deze context zien we De Ruyter niet alleen als bevrijder en de predikanten niet alleen als onder- | ||||||||||||||
[pagina 217]
| ||||||||||||||
drukte bevrijden, maar ook als de symbolen van verzoening en vrede. De admiraal heeft er dus een rol bij gekregen. Hij is een symbool van de vrede geworden. Ik denk dat hij zelf met deze laatste rol het meest gelukkig geweest zou zijn. | ||||||||||||||
[pagina 219]
| ||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||
[pagina 220]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
[pagina 221]
| ||||||||||||||
|
|