Acta Neerlandica 12
(2016)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| ||||||||||
Michiel van Kempen
| ||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||
hij wat aan doen, en met veel kracht. En zo zette hij op 30 april 1910 voor 't eerst zijn plannen uiteen.Ga naar eindnoot1
Portret van Killinger
Zijn bedoeling was om het corrupte koloniaal gezag in de kolonie omver te werpen. Hij wilde een vrijstaat vestigen onder het gezag van Nederland. Dat hij voor zichzelf de rol van autoritair leider in de vrijstaat zag weggelegd, zal hij op de eerste bijeenkomst met zijn getrouwen wel niet verteld hebben. Zo wilde hij de coup aanpakken: op een nacht dat hij het commando zou hebben van de zogenaamde Ploeg III van de politie, zou onder zijn leiding het Hoofdbureau van Politie in Paramaribo worden overgenomen. Daar zou hij een toespraak houden, waarna de mannen zich gewapend met revolvers uit de wapenkamer van het Hoofdbureau en met de hulp van aangeworven Brits-Indiërs en Javanen, naar het telegraafkantoor aan de Gravenstraat begeven om de telefoonlijnen te vernielen. | ||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||
Een groep zou brand stichten bij het Fort Zeelandia om de schildwachten af te leiden en te overrompelen. Vervolgens zou de groep zich meester maken van de voorraad ammunitie in het Fort en de gevangen bevrijden. Dan zouden ze de Gouverneur gevangennemen en de Republiek Suriname uitroepen. | ||||||||||
LevenWie was deze Frans Killinger? Hij was een Hongaar, die op het moment van zijn snode plannen al een buitengewoon avontuurlijk leven achter de rug had. Frans Pavel Václav Killinger werd in 1875 geboren op het landgoed Hodenyi in het comitaat (megye) Temes in Hongarije.Ga naar eindnoot2 (Het comitaat ging in 1920 over naar Roemenië waar het nu deel uitmaakt van het district Timiș.) Killingers vader was er Verwalter (administrateur). Frans Killinger bezocht de lagere school in Neugedein (nu Kdynӗ) in Bohemen - wat enigszins vreemd is: waarom verkaste een Tsjechisch jongetje naar het Sudetengebied om daar school te gaan? - en ging in 1888 naar het kloostergymnasium te Taus (Domažlice). Maar de priesterwijding was niet voor hem weggelegd en hij wist zijn vader ertoe te bewegen hem officier te laten worden in het leger. Hij slaagde voor het toelatingsexamen van de kadettenschool in Mährisch-Weisskirchen (nu Hranice na Moravě in Tsjechië), maar zijn vader kon de hoge kosten van de opleiding niet opbrengen. Killinger werd vervolgens volontair bij de afdeling telegrafie van de spoorwegen en later opzichter in een spinnerij. Maar ook dat beviel hem niet en hij keerde terug naar de strijdkrachten: in juli 1894 nam hij dienst als vrijwilliger bij het dragonderregiment Fürst zu Windisch-Graetz No. 14. In mei van het jaar daarop werd hij bevorderd tot korporaal. Maar het noodlot sloeg toe: na een oefening bleef een scherpe patroon achter in zijn karabijn, door onvoorzichtigheid ging het wapen af en trof een andere dragonder aan de hals en rechterhand. Killinger werd veroordeeld tot twee maanden militaire gevangenisstraf en een geldboete van 200 kronen aan smartegeld voor het slachtoffer - maar die som heeft Killinger nooit betaald. Killinger kon na zijn weken in het cachot zijn militaire loopbaan hervatten. Tot 1899 bleef hij in het keizerlijke leger, toen begon zijn administratieve baantje hem te vervelen. Hij verzocht om ontslag en nam zich voor naar Zuid-Afrika te reizen om zich te scharen aan de zijde van de Boeren. Hij reisde naar Hamburg om zich voor Transvaal in te | ||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||
schepen, maar Engelse wervers gaven hem en enkele van zijn kameraden aan en de heren werden gearresteerd. Na voldoening van een bedrag van 40 gulden werd het hem toegestaan door te reizen naar Nederland. Hij wilde dienst nemen in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, om te worden ingezet in de Oost, waar Nederland verwikkeld was in de Atjehoorlog. Maar hij werd in het Koloniaal Werfdepot te Harderwijk afgekeurd wegens gezichtszwakte, wat blijkbaar voor de West geen beletsel vormde: hij werd goedgekeurd om naar Suriname te vertrekken, waar hij op 18 december 1899 aankwam. Al in juli 1900 ging hij over tot het politiekorps van Suriname, waar hij snel promotie maakte: in 1904 werd hij bevorderd tot inspecteur. In 1906 trad hij in het huwelijk met een Surinaamse, een verbintenis die een merkwaardig verloop zou krijgen.
Killinger wordt door een poltie-inspecteur naar zijn proces geleid.
In 1907 vertrok Frans Killinger met verlof naar Europa. Hij was ziek en wilde aansterken, maar had nog twee beweegredenen om de oceaan over te steken: hij wilde de politieke studies aanvatten om in rang hoger te kunnen opklimmen, en hij wilde patent aanvragen voor enkele uitvin- | ||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||
dingen op militair gebied. Hij had in 1901 al een soort ‘watergeschut’ uitgevonden, een schietwerktuig dat door een centrifugaalpomp of door motoren kon worden aangedreven. Verder had hij een methode gevonden om uniformknopen te kunnen verwisselen, zodat die te velde minder goed zichtbaar zouden zijn. Ook nuttig in de oorlog leek hem zijn uitvinding van een marsschoen met slobkous die de militair zou beveiligen tegen het indringen van water en stof. In Zwitserland en Berlijn zou hij patent hebben aangevraagd op zijn uitvindingen en hij maakte contact met de firma Krupp om zijn watergeschut in productie te brengen. Hij moet overigens in deze jaren al gespeeld hebben met het plan om in Suriname een staatsgreep te plegen. Met een introductiebrief van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken begon Killinger aan zijn omzwervingen door Europa: Zwitserland, Duitsland, Frankrijk, België, Engeland en Oostenrijk. Hij studeerde krijgswetenschappen, dactyloscopie, criminalistiek, antropometrie en Bertillonage (mensmeetkunde). In 1908 verbleef hij in Berlijn. Daar arriveerde de ex-president van Venezuela, generaal Castro, in het hotel waar Killingers vrouw een betrekking had gevonden. Killinger meende dat hij Nederland een dienst kon bewijzen door de generaal te laten bespioneren, maar de Nederlandse gezantschapssecretaris wees dit af. Door een misverstand meenden zijn vrienden van de Polizei Stammtisch die hij in Berlijn frequenteerde, dat hij een goede vriend van Castro was. Killinger ging zelf met dat misverstand op de loop: hij deed zich nu voor als diplomatiek agent van Venezuela, alhoewel hij totaal niet met Castro in verbinding stond. Intussen was hij in contact gekomen met de gezondheidsraad Dr. Heddaues uit Essen en diens begaafde, blinde echtgenote. In haar vond Killinger een geestverwante en gaandeweg begon hij haar in te wijden in zijn ideeën over Suriname, dat volgens hem een gedemoraliseerd en krachteloos leger kende, een ondeugdelijke politiemacht, een corrupt ambtenarencorps onder leiding van een onbekwame gouverneur en dat grote sommen besteedde aan missionarissen en zendelingen die enkel maar het bijgeloof aankweekten. Hij schilderde haar het visioen voor van een staat zonder leger en vloot en zonder missie en zending, maar met goede staatszorg voor de jeugd, de handel, landbouw en industrie, met een nieuwe spoorweg, een nieuwe elektriciteitscentrale en ijsfabriek en betere hygiënische voorzieningen. Voor zijn plannen wist Killinger Frau Heddaues 10.000 mark te ontfutselen. Hij stond verder ook in contact met | ||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||
Bertha von Suttner, de Oostenrijkse pacifiste, die in 1905 als eerste vrouw de Nobelprijs voor de Vrede had gekregen. Intussen raakte Killinger verliefd op de dochter van zijn pension-eigenaar in Bad Lauterberg in de Harz, Clara Doppelt. Zij verloofden zich, maar Killinger moest haar uiteindelijk wel bekennen dat hij al gehuwd was. Het weerhield hun er niet van een contract te tekenen dat zij zich voornamen in 1909 in het huwelijk te treden. Clara Doppelt reisde met Killinger naar Suriname, waar hij haar overal voorstelde als zijn aangetrouwde nicht die zijn huishouding zou bestieren, omdat zijn echtgenote wegens ziekte in Europa was achtergebleven. Zijn vrouw kwam echter na enkele maanden terug en iedereen begreep wel hoe zijn verhouding tot Clara Doppelt in werkelijkheid lag. In april van 1910 vroeg zijn wettige echtgenote de echtscheiding aan.
Killinger wordt door een poltie-inspecteur naar zijn proces geleid.
Killinger had bij zijn terugkeer de kolonie aangetroffen in nog deplorabeler staat dan toen hij met verlof vertrok. Hij zette zijn plannen voor een coup dan ook met kracht door, en bleef om geld bedelen bij zijn vermogende vrienden in Europa, onder wie Frau Heddaues. Hij beriep | ||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||
zich tegenover de mannen die hij in vertrouwen nam er ook op dat hij met de verkoop van de patenten op zijn uitvingen 70.000 gulden had verdiend. Maar de vrienden in Europa vertrouwden het zaakje niet, er kwamen geen geldzendingen en tevergeefs probeerde Killinger wissels te trekken, die echter onbetaald bleven. De toestand werd nijpend: Killinger leefde op grote voet en betaalde bovendien zijn mede-putschisten kleine bedragen om de moed erin te houden. De datum voor de omwenteling werd vastgesteld op de nacht van 25 op 26 mei 1910; dan zou het Nederlandse oorlogsschip Utrecht nog in Argentinië zijn. Bovendien zou de komeet van Halley dan al voorbijgetrokken zijn, zodat iemand 's nachts meer op de uitkijk zou staan. Maar tot een coup kwam het niet. Een van Killingers vertrouwelingen was de voormalig politiebeambte en latere bakker J.E. Schoonhoven. Hij was in het complot betrokken, maar hing tijdens het proces de gebraden haan uit: hij zei dat hij niet precies had geweten waar het om ging. Hij vroeg de pater redemptorist Walle om advies, en deze raadde hem aan naar de procureur-generaal te stappen. Op 14 mei 1910 verraadde Schoonhoven het complot. Alle samenzweerders werden gearresteerd: Killinger, de drie Arduins, Hughes, Sporkslede en de hindostaan Jhatan. In maart en april 1911 vond in Paramaribo de rechtszitting plaats die uitvoerig is verslagen in de Surinaamse kranten van die dagen. Alle verslagen uit De West werden later opnieuw uitgegeven door D.G.A. Findlay in Het politiek complot van Killinger c.s. in Suriname. Verdachten, getuigen en deskundigen werden uitvoerig gehoord. Ter rechtszitting verklaarden drie geneesheren dat Killinger een ‘zenuwlijder’ was. In het proces viel de term ‘tropenkolder’. Hoe dan ook, alle zeven de verdachten werden veroordeeld tot de doodsstraf. Aan allen werd later ook vanwege hun betuigde diepe berouw, gratie verleend, zij het dat zij werden veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, variërend van twee tot vijf jaar. Killinger werd naar Nederland overgebracht waar hij vijf jaar dwangarbeid moest verrichten. Maar hij kwam in 1914, toen de Eerste Wereldoorlog al was uitgebroken, vervroegd vrij wegens goed gedrag. Killinger trok eerst naar Duitsland en toen naar Oostenrijk en in beide landen ondernam hij pogingen om voor het leger te worden gerecruteerd. Vruchteloos: men zat daar niet op een putschist te wachten (die zou in 1923 in een Münchense bierhal opstaan en niet Frans Killinger heten, maar Adolf Hitler). Frans Pavel Killinger trok daarop naar Turkije om daar zijn militaire diensten aan te bieden. Tenslotte had hij wel degelijk kennis van de krijgsmacht en hij wist ook heel goed wat het was om | ||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||
Constantinopel te belegeren.Ga naar eindnoot3 De Turken zagen blijkbaar meer in de Hongaar dan de Duitsers of de Oostenrijkers, hij trad toe tot het Turkse leger en wist het zelfs te brengen tot officier bij de Cavalerie.Ga naar eindnoot4 Het schijnt hem in zijn Turkse carrière geen windeieren te hebben gelegd dat hij zich bekeerde tot de islam - voor wat dat dan ook waard geweest moge zijn bij iemand die zich zijn leven lang anti-religieus had opgesteld. Curieus is een levensbericht in The Islamic Review van 1924. Daarin wordt melding gemaakt van de tweede periode van ‘Muhammed Tewfiq Killinger’ in Suriname: ‘It was during this, his second stay among the Muslims of that land, that he was strongly impressed with the beauties and the simplicity of the Faith of Islam. He embraced Islam publicly, and thus for some time became a victim of Christian intolerance.’Ga naar eindnoot5 Het is zeer waarschijnlijk dat de fabulant Killinger zelf de hand gehad heeft in deze versie van zijn leven. Aan bronnenonderzoek deed The Islamic Review klaarblijkelijk niet, want er wordt ook nog vermeld dat hij in 1909 door de eerdergenoemde Venezolaan Castro benoemd werd tot generaal en het hele Venezolaanse leger organiseerde. En nog verder gaat het geroffel op Killingers borst: hij zou ook hoofd van de Nederlandse Militaire Politie in Suriname zijn geweest. Van zijn couppoging wordt uiteraard geen gewag gemaakt. Wel vermeldt het bericht nog dat hij voor de Turken vocht in de Dardanellen, Syrië, Mesopotamië en de Kaukasus. In afwijking van alle andere bronnen noemt het levensbericht overigens een andere geboortedatum van Killinger: 14 november 1875, en niet 1876. Ik neem aan dat 1876 wel correct is, want ik zie niet in wat Killinger voor belang gehad kan hebben om zich een jaar ouder voor te doen dan hij was. Hoe dan ook, hij overleed in 1936 in Turkije. | ||||||||||
BetekenisWas de staatsgreep van Killinger in Suriname nu inderdaad een doldwaas plan van iemand met ‘tropenkolder’ in zijn hoofd, zeg maar: het plan van een man met een psychopatische inslag? Verschillende feiten uit zijn levensloop geven zeker een indicatie dat de Hongaar een niet helemaal evenwichtige persoonlijkheid was. Fabuleerdrift en grootheidswaan kunnen hem niet ontzegd worden. Maar het is ontegenzeglijk ook waar dat Killingers temperament een weg zocht in een kolonie in haar nadagen waar de omstandigheden bar en boos waren. Killingers initiatief was zeker niet vrij van het soort zin voor rechtvaardigheid dat nadenkende | ||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||
mensen opstandig maakt in omstandigheden die hen terneerdrukken. De zwarte volksleider Th. Valois Smith schreef dat Killinger de ‘harten van een massa’ wegens haar ‘stillen haat’ tegen het Hollands bestuur al had gewonnen, terwijl de blanke predikant A.E. Boers in zijn brochure Over de beweging in deze dagen (1911) van een revolutionaire beweging sprak waar de bevolking niet antipathiek tegenover stond.Ga naar eindnoot6 De tekst van een bigi poku-nummer van die tijd - een liedje dat nog met regelmaat op feestjes van vooral oudere Surinamers gezongen wordt - luidde (in het Sranantongo): Swit', swit' pedaal In Nederlandse vertaling: Heerlijk, lekker pedaal De marxistische historicus Sandew Hira becommentarieerde: ‘Het ritme van de bigi poku, de kreoolse volksmuziek, was het ritme van de onderdrukte arbeider en boer. Zijn tekst en muziek vertegenwoordigde een andere wereld, een wereld van ellende, hoop en strijd.’ De geschiedenis staat in Suriname bekend als het Killinger-complot, en bracht veel beroering in de anders zo slaperige overzeese kolonie. Dat de couppoging ook onderdeel werd van volksliedjes is daarvoor al een goede aanwijzing. Er werden zelfs aardewerken schotels uitgebracht met teksten als ‘Swit' swit' kabaal’ erop. | ||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||
Tot slotNog slechts enkele maanden geleden deed ik een bijzondere ontdekking op een veiling van Surinamica: ik wist een boekje te kopen met de titel Killinger Cultuur; Humoristische Karakter Satire. Het is geschreven door ‘Wil. Joh. Jansen, Humorist’, en gedrukt bij de Surinaamse drukkerij H. van Ommeren, hoogstwaarschijnlijk in 1911, het jaar van het Killingerproces. In het standaardwerk Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur uit 2003 van Michiel van Kempen - oftewel schrijver dezes - komt het boekje niet voor, en ik ken ook geen enkele grote Suriname-bibliotheek die het in haar collectie heeft. Ik kwam deze cabaretier Jansen tegen in het dagblad Suriname van 9 september 1910. Daarin wordt melding gemaakt van een ‘Kermesse d'été’ die op 3 september van dat jaar had plaatsgevonden in het Fort Zeelandia. Een militair gezelschap had daar een geïmproviseerd ‘variëteiten-theater’ gepresenteerd, waarbij de komiek Jansen voordrachten gaf. Op het terrein werd het voor die gelegenheid uitgegeven luimig satiriek blaadje de Kermisbode te koop aangeboden. Wil. Jansen was dus mogelijk zelf ook een militair en moet Killinger dan persoonlijk gekend hebben. Dat het complot in de voorstelling op de hak is genomen is zeer waarschijnlijk. Ook in 1911 duikt de ‘karakterkomiek’ Jansen nog enkele malen op in de Surinaamse kranten, daarna verdwijnt hij in de geschiedenis. Killinger Cultuur omvat twaalf genummerde strofen: elf 14-regelige strofen (‘sonnetten’ vind ik wat teveel eer voor deze verzen) en een slotstrofe van 28 versregels.Ga naar eindnoot8 De schrijver van de tekst is geen Goethe, maar een satirisch rijmelaar, die zoveel aan tijdgebonden verwijzingen in zijn tekst stopt, dat die voor de lezer van een eeuw later op veel plaatsen raadselachtig is geworden. Hij neemt de ‘vaderlandslievende’ ideeën van Killinger op de hak en beschrijft het proces. Met tal van kleine observaties suggereert hij dat hij er zelf getuige van was. Dat het eerder geciteerde liedje ‘Swit' swit' pedaal’ al direct bekend was geworden, blijkt wel uit het feit dat Jansen ernaar verwijst in zijn tekst. Het moet wel gezegd: bij alle satire komt Killinger uit het werk tevoorschijn als de enige met waardigheid, de enige die niet de onnozele hals speelt, die zelfs spitsvondig is en die zo groots is om alle verantwoordelijkheid op zich te nemen. In zijn rijmend verslag maakt Jansen er toespelingen op dat Killinger als een Don Juan door Paramaribo moet zijn gewaard: | ||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||
En 'k lispelde ‘wel allemachtig’ daar heb je 't ‘Cherchez la femme’ Wat de satiricus met deze en veel andere plaatsen in zijn tekst - misschien onbedoeld - naar buiten brengt, is dat eigenlijk zowat iedereen in de kolonie boter op zijn hoofd had: de rechters, de door Killinger geronselde onnozelaars die nooit een coup pleegden, de militairen, het zwijmelende vrouwvolk, het op sensatie beluste publiek. En vreemd genoeg is er dan maar één die bij al zijn gebrek aan realiteitszin en zelfoverschatting nog redelijk overeind blijft: de hoofdrolspeler van het drama, de Hongaar Frans Pavel Killinger. | ||||||||||
[pagina 120]
| ||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||
[pagina 121]
| ||||||||||
|
|