Acta Neerlandica 2
(2002)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| ||||||||||||||||||
Paweł Zajas
| ||||||||||||||||||
[pagina 190]
| ||||||||||||||||||
etnische termen die ze hanteren (de betekenis van bepaalde rassen) vast te stellen. De positie van de encyclopedieën beschouw ik als onderdeel van een sociaal actief vertoog. Ze bieden vertogen die zich bewegen tussen wetenschap en samenleving. Generaties Polen hebben kennisgenomen van de inhoud van deze encyclopedieën. Deze compendia hebben hun kijk op de wereld mede bepaald en zodoende indirect hun sporen in de huidige Poolse cultuur nagelaten. Dit houdt niet in dat de encyclopedieën een neutrale kennis verbreiden. Ze dragen - zoals elk vertoog - ook wetenschappelijke, politieke, sociale en maatschappelijke belangen uit. Neutrale kennis bestaat niet. Eurocentrisme, raciale stereotyperingen en marginalisering van zwarte mensen worden tegenwoordig gehekeld maar ze maakten toen een deel uit van een betoog.
De analyse van intertekstuele samenhang tussen de encyclopedische lemmata en de terminologie die in de Poolse jeugdliteratuur over de Tweede Anglo-Boerenoorlog voorkomt, laat ik buiten het kader van mijn betoog. De interdiscursieve relaties tussen beide zijn onmiskenbaar aanwezig maar ze vergen echter een afzonderlijke gedetailleerde studie. Ik focus alleen op de diachronische ontwikkeling van een aantal woordbetekenissen die met betrekking tot Zuid-Afrika werden gebruikt.
Reeds in 1857 in ‘Księga Świata’ (‘Het boek van de wereld’), vinden we de eerste vermeldingen van de Boeren en hun staten. Dit was een soort encyclopedisch tijdschrift en werd in Warschau sinds 1850 maandelijks uitgegeven en bevatte telkens enkele thematische artikelen over zeer gevarieerde onderwerpen. Het artikel BOERENREPUBLIEKEN (‘Księga Świata’ 1857: 175-179) vormt een zakelijk geschreven, wellicht enigszins anti-Engels gekleurde tekst over de geschiedenis van de kolonisatie in Zuid-Afrika, vanaf Van Riebeeck's landing op de Kaap tot de stichting van de onafhankelijke republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat. Het enige inhoudelijke foutje dat ik kon vinden, was de constatering dat Transvaal zijn erkenning door Groot-Brittannië als rechtens bestaande staat nog steeds moet afwachten, terwijl Engeland Transvaal in de werkelijkheid reeds bij de conventie van Zandrivier 1852, dus twee jaar vóór Oranje, erkende (de auteur vermeldt wél de erkenning van Oranje-Vrijstaat bij de conventie van Bloemfontein in het jaar 1854). De zwarte mensen worden in dit artikel slechts zijdelings en marginaal behandeld. Toch moet men erkennen dat de manier waarop de auteur de geschiedenis van Zuid-Afrika schetste, veel anders is dan in andere | ||||||||||||||||||
[pagina 191]
| ||||||||||||||||||
encyclopedieën (let op het jaar van de uitgave!): de stijl is overzichtelijk, de toon zakelijk, de feiten zijn actueel en komen bijna overeen met de toenmalige stand van zaken. In het artikel worden geen omlijnde definities van de Boeren en van zwarte volkeren aangegeven. Over de zwarten mensen wordt alleen vermeld dat ze wegens laag beschavingsniveau zich aan de kolonisten moesten onderwerpen wat in het toenmalige vooruitgaangsbetoog vanzelfsprekend leek.
Een ruime receptie van de etnische termen treffen we aan in twee edities van Encyklopedia powszechna van Samuel Orgelbrand (Orgelbrand 1859-1868, Orgelbrand 1898-1912). Deze eerste wetenschappelijke Poolse encyclopedie werd geschreven door in totaal 180 wetenschappers die dankzij een grondige bronnenstudie een gedetailleerd en omvangrijk beeld van de stand van de toenmalige kennis in 28 banden hebben gegeven. In de derde band (1860) wordt het trefwoord BOERS (toegelicht als ‘chłopi’ - ‘boeren’) als volgt gedefinieerd: ‘Hollandse kolonisten aan de Kaap de Goede Hoop; ze worden ingedeeld in rijke wijnboeren (...), tamelijk rijke farmers (...) en vuile, onbeschofte herders. (...) Ze spreken Hollands, en slechts enkele verstaan Engels; ze leven streng patriarchaal, en bijna alle kunnen lezen en schrijven.Ga naar eind1 (Orgelbrand 1859-1868, band 3: 866) Verder worden de Grote Trek, stichting van de republiek Natalia en annexatie van de Nataalse regio en de stichting van onafhankelijke Boerenrepublieken in het binnenland vermeld.
Kenmerkend voor de beschrijving van de Afrikanen in het lemma AFRIKA.BEVOLKING is het veelvuldig gebruik van adjectivische samenvoegingen met ‘neger-’, zoals ‘murzyński książe’ (d.w.z. negervorst), ‘murzyńska kobieta’ (negervrouw), ‘murzyńska dziewczynka’ (negermeisje), ‘lud murzyński’ (negervolk). Of de toevoeging van vaste bijvoeglijke bepalingen (epitheta): onwetende, vuile, luie, lelijke of domme | ||||||||||||||||||
[pagina 192]
| ||||||||||||||||||
negers. Daarmee wordt de suggestie gewekt alsof dat deze benamingen bij ‘negers’ horen. Ze moeten de indruk geven van hun primitiviteit en lagere beschaving. Vanaf het begin wordt de ‘beschaafde’ en de ‘onbeschaafde’ wereld tegenover elkaar geplaatst. Bij het lemma BOSJESMANNEN treffen we volgende beschrijving aan: ‘Ze drinken veel en gaan op de grond op hun buiken liggen gelijk dieren; ze houden van alcohol en tabak en slikken de rook tot ze helemaal bedwelmd zijn. (...) Ze hebben geen besef van overheid en gezag en de enige wet in hun gezinnen is geweld en list. (Orgelbrand 1859-1868, band 4: 692) De conclusie geeft geen ruimte voor eigen interpretaties: ‘In het algemeen zijn de Bosjesmannen het meest wilde en onbeschofte volk in Zuid-Afrika.’ W ogóle Buszmeni są najdzikszem i najbardziej nieokresanem pokoleniem w Afryce Południowej.
De Hottentotten vormen volgens de encyclopedie van Orgelbarnd ‘de lelijkste ras onder de mensen’ met hun ‘vuile gezichten, laag voorhoofd en uitpuilende lip’ (Orgelbrand 1859-1868, band 12: 173). Ze worden in vier stammen ingedeeld: Kaapse Hottentotten, Korana, Nama en San (‘San’ wordt tegenwoordig gebruikt als antropologische benaming van Bosjesmannen). Vermeld worden verder hun gelijkstelling met de blanken in het jaar 1828 en het ontstaan van de Grikwa's (door vermenging met de Europeanen); deze laatsten zouden ‘maatschappelijk beter zijn gestructureerd dan de gewone Hottentotten’ en in hun gedrag zouden ze ‘vele trekken van de Europese cultuur vertonen’.
Opmerkelijk is dat de zwarte mensen van Zuid-Afrika -in de encyclopedie met de toen descriptieve term ‘Kaffers’ aangeduidt (de etymologie van het woord wordt niet verklaard) - hadden meer geluk en werden in tegenstelling tot de Koi-san-groepen niet op een duidelijk nega- | ||||||||||||||||||
[pagina 193]
| ||||||||||||||||||
tieve wijze aan de lezers voorgesteld. Ze werden zo gedefinieerd dat er alleen verwijzingen naar het uiterlijk (met positieve evaluatie), hoger ontwikkelingsniveau of innerlijke karakteristiek voorkomen. Geloof, alledaagse handelingen of indeling in stammen worden zonder afkeurende opinie aangegeven. ‘Ze hebben niet alleen een goed gebouwd lichaam maar ze zijn ook moedig, behendig en handig; ze kunnen in alle omstandigheden een eerbare houding aannemen en handelen gepast. Ze zijn zeer voorzichtig, listig en vrolijk, met een buitengewoon uithoudingsvermogen en gehard in lijden. (Orgelbrand 1859-1868, band 13: 614-615) Twee volgende publicaties, die omstreeks de eeuwwisseling werden gepubliceerd zijn de tweede vernieuwde editie van Orgelbrand (Orgelbrand 1898-1912) en Podręczna encyklopedia powszechna van Adam Wiślicki (een lexicon dat trefwoorden van verschillende andere bronnen compileerde). Beide brachten geen relevante veranderingen in de presentatie van Zuid-Afrika.
Een speciale vermelding verdient Wielka Encyklopedia Powszechna Ilustrowana 1890-1914 (WEPI), d.w.z. de Grote Algemene Geïllustreerde Encyclopedie. Deze encyclopedie telde 55 volumes en is voorbereid door een vooraanstaande redactie, hierdoor behoort ze tot de grootste encyclopedische projecten niet alleen van zijn tijd maar ook in de Poolse encyclopedische traditie. Jammer genoeg werden de werkzaamheden als gevolg van de Eerste Wereldoorlog stopgezet.
In band acht vinden we bij het trefwoord BOEROWIE (‘Boeren’) de toevoeging ‘Afrikander’ met de verklaring: | ||||||||||||||||||
[pagina 194]
| ||||||||||||||||||
‘(...) Ze noemen zichzelf “Afrikander” of “mensen”, dit in tegenstelling tot de negers die ze van hun kant “monsters” of “rammen” noemen. (WEPI 1890-1914, band 8: 1002) De taal die van de Boeren wordt gesproken, wordt bestempeld als ‘een soort Nederlands met een toevoeging van Franse, Engelse, Duitse en negerwoorden.’
Het lemma AFRYKA. LUDNOŚĆ (‘Afrika. Bevolking’) biedt een totaaloverzicht met beschrijvingen en afbeeldingen van diverse rassen. De zwarte bevolking wordt op een raadselachtige manier in drie groepen ingedeeld: typische negers, Bantu en Hottentotten. Daarnaast worden Hottentotten en Bosjesmannen ook nog in aparte trefwoorden beschreven. Maar zodra hun uiterlijk en zeden worden aangeduid lijkt de beschrijving op de passages van de Orgelbrand-encyclopedie (negatief gekleurde adjectieven, diverse stijlkeuzes).
Dezelfde stereotiepe beelden treffen we ook aan in Encyklopedia popularna ilustrowana (EPI 1909-1912) en in Encyklopedia Macierzy Polskiej (Finkiel 1898) (‘Encyclopedie van het Poolse Moederland’), ofschoon de kleine omvang van dit werk de opeenstapeling van ‘raciale’ stereotyperingen niet toeliet.
In Encyklopedia Ilustrowana (Lam 1933) (‘Geïllustreerde Encyclopedie’) komen we voor het eerst het trefwoord AFRYKANER (‘Afrikander’) tegen: ‘Nazaten van de Hollandse of Engelse vestiging, die in Zuid-Afrika zijn geboren. (Lam 1933, band 1) De terminologie betreffende zwarte mensen wordt hier kort en bondig maar europocentrisch toegelicht. | ||||||||||||||||||
[pagina 195]
| ||||||||||||||||||
De periode vanaf begin jaren vijftig van de 19de eeuw tot rond het begin van de 20de eeuw is van cruciaal belang om inzicht te krijgen in het denken en schrijven over etnische groeperingen. De wetenschappers ondernamen hun pogingen om de menselijke variëteit te systematiseren en legden de basis voor een manier waarop de lezers van de encyclopedieën naar mensen keken en hun identificeerden als eigen of anders. Een aantal geleerden streefde een ordening na waaruit geen raciale afkeuring zal spreken en soms stralen de classificaties inderdaad neutraliteit uit (zie het lemma ‘Kaffers’ bij Orgelbrand). Toch drukken de meeste classificatieschema's een superieur zelfbeeld uit tegenover een inferieur beeld van ‘de ander’ (de Europeanen, Boeren versus de ‘zwarten’).
Tot een herziening van eurocentrische benadering komt het in Encyklopedia Powszechna Ultima Thule 1927-1939 (Algemene Encyclopedie Ultima Thule). Voor het eerst worden zwarte literatuur, geloof en cultuur niet alleen zonder afkeuring maar met een zekere waardering beschreven. Ook de negatieve invloed van de blanken op de zwarte bevolking van Zuid-Afrika wordt genoemd: ‘Kaffers golden altijd voor dapper, eerlijk en gastvrij. Na de ontmoeting met Europeanen sterven die trekken af. (Michalski 1927-1939, band 5) In twee laatste encyclopedieën die nog voor de Tweede Wereldoorlog verschenen, wordt die strekking voortgezet. Nowoczesna encyklopedia ilustrowana M. Arcta (Arct 1937) (‘Moderne Geïllustreerde Encyclopedie van Arct’) en Encyklopedia Gutenberga (‘Gutenberg’ 1929-1938) (‘Gutenberg-Encyclopedie’) brengen geen relevante veranderingen in. Mij is wel opgevallen dat Arct in het trefwoord UNIE VAN ZUID-AFRIKA (Afryki Południowej Unia) de term ‘afrikaans’ voor het eerst gebruikt. Maar er is bij hem sprake van ‘het dialect van het Nederlands’ ofschoon 1925 het Afrikaans naast het Engels als officiële taal van Zuid-Afrika werd erkend.
Wat hier opvalt is de constatering dat we met deze termen, in die drie laatste encyclopedieën, niet met de gewelddadige variaties van het begrip ‘ras’ te maken hebben maar met de normale die zo verankerd waren (of | ||||||||||||||||||
[pagina 196]
| ||||||||||||||||||
nog zijn) in de westerse cultuur, in vaste uitdrukkingswijzen dat ze onopvallend bleven zolang ze niet worden uitgedaagd door andere vertogen. Kort voor de Tweede Wereldoorlog komt het dus tot een herziening of wijziging van de houding tegenover de ‘eigen’ dominante cultuur en het ‘eigen’ Europees verleden als ook de rol van ander daarin. Het gaat bij de realisatie van encyclopedieën dus om een inhaalmanoeuvre, om een reflectie op ‘de’ westerse identiteit en op manieren waarop etnocentrisme en eurocentrisme discursief tot stand komen.
In oudere encyclopedieën treffen we vaak zeer denigrerende beschrijvingen aan van de Afrikanen die vanuit een duidelijk eurocentrische invalshoek zijn geschreven. Aan Afrikanen worden kinderlijke eigenschappen, domheid, vuilheid en heidendom toegedicht. Arm, onwetend, heidens, ongeletterd, onbeschaafd, wild en lichamelijk gebrek, dat zijn dus allemaal kenmerken die aan elkaar worden geregen. In hun gedrag worden ze vaak aangeschouwd als gekken die zich overgeven aan wilde uitbarstingen en onbegrijpelijke razernij. De Boeren worden daarentegen in de trant van min of meer zakelijke beschrijving gedefinieerd. Ze waren voor de Poolse lezer echter minder exotisch wat ook in kortere artikelen resulteerde. In nieuwere bronnen wordt de uitbundige beschrijving van het uiterlijk van de Afrikanen weggelaten. Onpersoonlijke negatieve beoordeling komt eerder niet voor. Maar in plaats daarvan zien we dat de encyclopedieën naar de simplificatie tenderen en dat elke poging tot samenvatting noodwendig op een vereenvoudigde en onhistorische voorstelling moet uitlopen.
Natuurlijk kunnen we ook in de naoorlogse lexicale bronnen nieuwere, zachtere vormen van eurocentrische houding terugvinden maar de negatieve oorloogservaringen hebben waarschijnlijk een louterend effect gehad. Men heeft ervan geleerd, de sociale cognities van in dit geval ‘witte’ mensen over ‘de ander’ hebben een positieve verandering ondergaan (Mok 1999: 16). Hoe gering het verschil in effect misschien ook is, zijn de uitspraken tegenwoordig minder expliciet en daarmee toch minder erg dan vroeger. | ||||||||||||||||||
[pagina 197]
| ||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|