Acta Neerlandica 2
(2002)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Agnieszka Ochowicz
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 ProbleemstellingHet onderwerp van mijn lezing vormt de analyse van drie literatuurgeschiedenissen van Pieter Cornelis Schoonees, namelijk: zijn Amsterdamse proefschrift uit 1922: Die prosa van die Twede Afrikaanse BewegingGa naar eind1 en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de omgewerkte versies voor het brede publiek uit 1927 (tweede druk) en uit 1939 (derde druk). Ten eerste wil ik de omvang van de presentie van de buitenlandse auteurs in deze compendia analyseren en ook vaststellen of ze voor de te vormen canon van de Afrikaanse literatuur als verwijzingskader fungeerde. Bij deze gelegenheid wil ik ook constateren of het interpretatiekader en beoordelingssysteem van P.C. Schoonees binnen 5 jaar aanzienlijk veranderde. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Bijzondere verhouding tussen de Nederlandse en Afrikaanse cultuurMijn belangstelling gaat in de eerste instantie uit naar de Nederlandse auteurs. De algemene constatering is dat de Afrikaanse literaire traditie uit de Nederlandse is voortgekomen en onder haar sterke invloed is ontstaan. Deze bijzondere verhouding tussen het Nederlands en het Afrikaans en tussen beide literaire tradities blijkt uit
Men kan dus verwachten dat deze bijzondere relatie zich eveneens in de verwijzingen naar de Nederlandse auteurs weerspiegelt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Pieter Cornelis SchooneesVoordat ik tot een meer gedetailleerde analyse van de literatuurgeschiedenis uit 1922 en latere omgewerkte versies overga, introduceer ik kort de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
auteur ervan - de Zuid-Afrikaanse literatuurhistoricus, letterkundige criticus, woordenboekmaker en onderwijzer - Pieter Cornelis Schoonees. Hij werd op 23 december 1891 in Uniondale geboren. In 1919 is hij samen met zijn vrouw Elizabeth Crawford naar Amsterdam vertrokken. Zijn academische opleiding heeft hij aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam afgesloten. Hier promoveerde hij onder prof. J. Prinsen in 1922 in de Nederlandse taal en letterkunde op het al vroeger genoemde proefschrift. Die prosa van die Twede Afrikaanse Beweging en de publicatie die als voortzetting daarvan kan beschouwd worden (bijv. Tien jaar prosa uit 1950), hebben hem een leidende aandeel in de prozakritiek van zijn tijd bezorgd. Zijn beschouwingen en gedachten met betrekking tot literatuur, opvoeding en andere zaken waarmee hij zich in deze tijd heeft beziggehouden, werden in didactische bundels Kleingoed (1929), Dink vir jouself (1940) en Verskeidenhede (1948) verzameld. Van autobiografische aard zijn Schoonees' novellen: Jannie gaat over zijn jeugd, Groenfontein se mense heeft zijn werk op Vrijheid tot onderwerp. Hij was ook schrijver en medeauteur van studie- en leerboeken. Naast deze uiteenlopende werkzaamheden ontwikkelde hij al vroeg een belangstelling voor de lexicografie. In 1926 werd hij medeauteur van het Afrikaans-Engels Woordeboek, later als Groot woordeboek bekend en herhaaldelijk herdrukt. In 1946 nam Schoonees na het aftreden van prof. Smith de continuatie van de werkzaamheden aan het Woordeboek van die Afrikaanse Taal op zijn schouders. Reeds in 1925 werd hij lid van de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunst en van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. In Natal heeft Schoonees een baanbrekende rol in de strijd voor het onderwijs in de moedertaal gespeeld: hij was redacteur van ‘Die Saamwerk’, stichterslid en meermaals voorzitter van de Natalse Onderwyserunie (die Saamwerk-Unie van Natalse Kultuurvereniginge) en vocht in diverse hoedanigheden voor de erkenning van de taal en cultuurrechten van de Afrikaners. P.C. Schoonees is op 31 oktober 1970 in Stellenbosch overleden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Wijziging van het interpretatiekader en waarderingssysteemMet zijn proefschrift Die prosa van die Twede Afrikaanse Beweging uit 1922 heeft Schoonees zichzelf een drieledige taak gesteld. Op de eerste plaats wou hij een volledig beeld van de toenmalige stand van het Afrikaanse proza geven. Ten tweede wou hij prijzen en laken. Als hij heeft geprezen, was hij gulhartig en waarderend, maar als hij kritiek gaf, was hij scherp, dikwijls sarcastisch, bijvoorbeeld met betrekking tot enkele erkende literaire grootheden zoals J.H.H. de Waal, C.J. Langenhoven, en vooral tot G.H. von Wielligh. Schoonees heeft ook negatieve oordelen over werken van J.H. Malan, D.F. Malherbe, Jochem Van Bruggen en Slypsteen uitgesproken. Ten derde wou hij Afrikaanse literaire productie meten aan de prozawerken van het buitenland. Zijn kunstinzichten waren grotendeels door de opvattingen van Tachtigers gevormd. De cultuurhistorische maatstaf heeft Schoonees ondergeschikt gemaakt aan de esthetische maatstaf. Hij heeft tegen de neiging gewaarschuwd om alles wat in het Afrikaans is verschenen met gejuich binnen te halen. Voor zijn tijd was Schoonees' esthetische kritiek een nationale schok die door velen als volksverraad werd beschouwd. Zijn proefschrift heeft veel stof doen opwaaien. Schoonees' uitspraken hebben tot een heftige reactie van C.J. Langenhoven in de krant Die Burger geleid. Schoonees werd ook door letterkundigen zoals J. Kamp, G. Besselaar, S.P.E. Boshoff, E.C. Pienaar, J.R.L. von Bruggen en vooral F.E.J. Malherbe ervan beschuldigd dat hij de cultuurhistorische achtergronden niet heeft betrokken, de eisen van de Tachtigers te eenzijdig heeft toegepast en vaak de beste werken van Langenhoven en Jochem van Bruggen heeft onderschat. Na deze reacties heeft P.C. Schoonees in de bijgewerkte en ten dele omgewerkte tweede (1927) en derde druk (1939) zijn kritiek ingrijpend verzacht en verscheidene minderwaardige werken, zoals romans van D.F. Malherbe, goedkeurend besproken en stilistisch bevredigend gevonden. Niet alleen werd de cultuurhistorische betekenis van de volksschrijvers (hoofdzakelijk van Von Wielligh) gewaardeerd maar ook het gelaakte gebrek aan literaire waardering van Langenhoven en Van Bruggen aangevuld. In deze versies heeft Schoonees F.E.J. Malherbe's raadgeving opgevolgd en aan Langenhoven een apart hoofdstuk besteed. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tweede uitgave werd door bijkomend besprekingen van de voornaamste werken tot het einde van 1926 aangevuld. De derde druk is veel omvangrijker dan de tweede geworden. Deze uitgave is het resultaat van Schoonees' kritisch werk in de jaren 1927-1937. Er werden ook enkele werken ingesloten die in de eerste helft van 1938 zijn verschenen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Analyse van de omvang van de presentie van de buitenlandse (niet-Afrikaanse) auteurs in Die prosa van die Twede Afrikaanse Beweging uit 1922, 1927 en 19396.1 Kwalitatieve analyseEr zijn verschillende soorten verwijzingen naar de buitenlandse auteurs in alle drie besproken literatuurgeschiedenissen. Ik geef er een paar voorbeelden van. Sommige buitenlandse schrijvers werden als voorbeeld voor de Afrikaanse schrijvers gesteld, zoals J. van Lennep als leermeester voor J.H.H. de Waal; het gebruik maken van de volkstaal bij Vondel, Bredero en Hooft werd gecombineerd met de werkwijze van G.R. von Wielligh. Soms betreffen de auteursverwijzingen de navolging van de buitenlandse auteurs. Hier als voorbeeld: twee bundels verhalen van Reenen J. Van Reenen zijn navolging van de romans van een Amerikaanse schrijver Edgar Allan Poe of navolging van Jan F.E. Celliers van de woordkunst van de Tachtigers. Het kan ook om ontleningen van de buitenlandse schrijvers gaan, bijvoorbeeld bij D.F. Malherbe is een neologisme ‘wikkelwakkel’ aan een gedicht Bonte Abeelen van G. Gezelle ontleend. Soms kan er sprake zijn van geestelijke verwantschap tussen een buitenlandse en een Afrikaanse auteur. Volgens P.C. Schoonees had C.J. Langenhoven veel gezamenlijke eigenschappen met Multatuli: een scherpzinnige geest, bijtend sarcasme, voorliefde voor paradoxen en Bijbelse stijl. Als men de namen van de auteurs en de literaire perioden waartoe deze auteurs gerekend worden van alle drie besproken literair-historische synthesen beschouwd, dan valt op dat er veel verwijzingen zijn naar twee zeventiende-eeuwse dichters uit de Nederlandse Renaissance, d.w.z. Jacob Cats en Joost van den Vondel. Nog meer verwijzingen zijn er naar de Tachtigers als groep waarbij vooral Lodewijk van Deyssel, Willem | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kloos en Frederik van Eeden bij de naam genoemd worden. Met hoge frequentie treden ook drie namen van andere negentiende-eeuwse Nederlandstalige auteurs op, en wel: schrijver Jacob van Lennep wiens historische romans toen zeer populair waren, dan Multatuli (Eduard Douwes Dekker) wiens Max Havelaar een onmiskenbaar hoogtepunt in de Nederlandse negentiende-eeuwse literatuur is en tenslotte de meest opvallende Vlaamse dichter in de negentiende eeuw Guido Gezelle. Alle genoemde schrijvers en dichters behoren tot de coryfeeën van de Nederlandse literatuur. Hun werken worden gerekend tot de toonaangevende literatuur van een bepaalde literaire periode, behoren tot de Nederlandse canon en kunnen als referentiepunten in de literatuurbeschouwing dienen. In dit geval fungeert de Nederlandstalige literatuur duidelijk als verwijzingskader voor de Afrikaanse. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2 Kwantitatieve analyse6.2.1 De tabellen met namen van alle niet-Afrikaanse auteurs volgens het aantal vermeldingen - eerste drie positiesDe tabel met namen van alle niet-Afrikaanse auteurs volgens het aantal vermeldingen
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2.1.1 Die prosa van die Twede Afrikaanse Beweging uit 1922Uit de kwantitatieve analyse van Die prosa van die Twede Afrikaanse Beweging uit 1922 blijkt dat de meeste auteursvermeldingen (42) eenmalige vermeldingen zijn. Het vaakst (6 keer) werd in Prosa I een Nederlandse schrijver, Jacob van Lennep, vermeld. Op de tweede plaats staan - met 4 vermeldingen voor elk - eveneens Nederlandse auteurs nl. Jacob Cats en Joost van den Vondel. Verdere posities worden ook door Nederlandse auteurs ingenomen: Michel Herman van Campen, Lodewijk van Deyssel, Willem Kloos, Isaäc Querido; de ‘Tachtigers’ werden ook 3 keer genoemd. De overige negen auteurs werden 2 keer vermeld. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2.1.2 Die prosa van die Twede Afrikaanse Beweging uit 1927In Prosa II verandert de situatie. Op de eerste plaats komt met 6 vermeldingen de naam ‘Tachtigers’. J. van Lennep en Multatuli werden 4 keer vermeld en andere Nederlandse auteurs: J. Cats, G. Gezelle en Isaäc Querido 3 keer. Verdere posities worden ingenomen door 12 auteurs met een tweevoudige vermelding. De meeste auteurs (37) werden alleen een keer vermeld. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2.1.3 Die prosa van die Tweede Afrikaanse Beweging uit 1939In Prosa III werd net als in Prosa II de Nederlandse literaire groep ‘Tachtigers’ het vaakst vermeld (9 keer). Op de tweede plaats staan er weer - met 5 vermeldingen elk - Nederlandse auteurs: G. Gezelle en Multatuli. J. van Lennep en Is. Querido werden 4 keer vermeld; J. Cats, L. Couperus, F. van Eeden, W. Kloos, W. Shakespeare en E.A. Poe 3 keer. De meeste auteurs werden twee (11) of een keer (42) vermeld.
De grootste verschuiving binnen het aantal auteursvermeldingen heeft plaats bij de naam ‘Tachtigers’. De ‘Tachtigers’ komen van derde plaats met 3 vermeldingen in Prosa I (1922) op de eerste plaats met 6 vermeldingen in Prosa II (1927) en eveneens op de eerste plaats met 9 vermeldingen in Prosa III. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2.2 De diagrammen met het aantal vermeldingen in procenten berekend
Aantal vermeldingen in Die prosa van die Tweede Afrikaanse Beweging uit 1922, 1927 en 1939
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2.2.1 Die prosa van die Twede Afrikaanse Beweging uit 1922Uit de kwantitatieve analyse die met behulp van het procentuele diagram werd gemaakt, blijkt dat in de besproken literatuurgeschiedenis uit 1922 68,5% vermeldingen van alle buitenlandse auteurs vermeldingen van de Nederlandstalige auteurs zijn, 15,7% van de vermeldingen Engelstalige auteurs, 7,9% Franse en 7,9% overige, namelijk: Duitse, Griekse, Deense en Italiaanse. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In totaal verschijnen er 89 vermeldingen van 58 auteurs en de naam ‘Tachtigers’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2.2.2 Die prosa van die Twede Afrikaanse Beweging uit 1927In Prosa II verschijnen er 83 vermeldingen van 54 auteurs en de naam ‘Tachtigers’. Bijna 63% (precies 62,7%) van alle vermeldingen betreffen Nederlandstalige auteurs, 15,7% de Engelstalige, 9,6% de Franse en 12% de anderstalige auteurs, d.w.z. Duitse, Griekse, Russische en Deense. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2.2.3 Die prosa van die Tweede Afrikaanse Beweging uit 1939Het totale aantal vermeldingen van 64 auteurs en het woord ‘Tachtigers’ in Prosa III bedraagt 112. 63,4% van alle vermeldingen hebben betrekking op de Nederlandstalige auteurs, 17,9% op de Engelstalige, 7,1% op de Franse en de overige 11,6% betreft de Duitse, Griekse, Russische en Deense auteurs. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7 SlotconclusieUit deze procentuele diagrammen blijkt duidelijk dat er een aanmerkelijke meerderheid van de Nederlandstalige auteurs is (62,7%-68,5%). Onder de overige auteursvermeldingen zijn er tamelijk veel Engelstalige auteurs (15,7%-17,9%). De verschillen tussen het aantal auteursvermeldingen in deze drie literatuurgeschiedenissen zijn gering. In Die prosa van die Twede Afrikaanse Beweging uit 1927 en 1939 verschijnen in dezelfde hoofdstukken min of meer dezelfde soorten verwijzingen en hetzelfde aantal vermeldingen. In het aan Die prosa van die Tweede Afrikaanse Beweging uit 1939 bijgevoegde materiaal (Prosa III is omvangrijker - 593 pagina's.; Prosa II - 377) zijn er relatief minder nieuwe verwijzingen naar de buitenlandse auteurs (alleen 30). In vergelijking met de vroegere versies verschijnen ze dus meer sporadisch.
Een literatuurgeschiedschrijver heeft ten doel om de lezer met het besproken materiaal vertrouwd te maken. De auteur van Die prosa van die Twede Afrikaanse Beweging uit 1922 en latere omgewerkte versies uit 1927 en 1939 veronderstelde bij de potentiële lezers een zekere kennis van Nederlandstalige letterkunde. Dat blijkt uit de wijze waarop de namen van de Nederlandstalige auteurs werden aangegeven - zonder nadere uitleg wie iemand is. Men kan dus de conclusie trekken dat de canon van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Nederlandstalige literatuur destijds als medium diende om de literaire perioden, stromingen, genres en schrijvers van de Afrikaanse literaire historiografie voor te stellen, dus om de lezer met het besproken materiaal vertrouwd te maken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|